Jan Jansen wil Zwarte kaat nieuw leven ingeblazen

Schrijven om Bladelse cultuur in stand te houden
 
ED 2001
 
Toen Jan’Reinier Snieders in 1885 de Legende van de Zwarte Kaat in boekvorm uitbracht, kon hij niet vermoeden dat zijn verhaal ruim een eeuw later herschreven zou worden. Bladelnaar Jan Jansen (75) zag in Snieders zijn verhaal een mogelijkheid om iets te doen voor de cultuur in zijn dorp.
 
Jan Jansen vindt dat het verhaal van De Zarte kaat te uitgebreid is voor de gemiddelde toerist die Bladel bezoekt. “Daarnaast speelt nog dat er nauwelijks aan de boeken van Snieders te komen is,” zegt hij als hij zijn eigen boekjes bekijkt die hij in eigen beheer liet drukken. Ik wou de legende verkort en op een handzame manier opschrijven. Door er nog bruikbare tips uit de omgeving van Bladel bij te doen kan het als een gids dienen om zelf op zoek te gaan naar de aanwijzingen die de Zwarte Kaat achterliet.”
Een van die aanwijzingen is de heksenboom die met een tekening in het boekje voor komt. De heksenboom staat in het Bladelse buitengebied aan de rand van een bos. Volgens de legende ligt de oude heks Zwarte Kaat er onder begaven waardoor de wortels niet goed de grond in groeien. Toegegeven, de wortels zitten uitzonderlijk hoog en de oude beuk spreid op een bijzondere manier zijn takken ten hemel. Met de nodige fantasie kun je er de legende zo bij denken.
Het verhaal van Snieders speelde zich nog twee eeuwen eerder af dan dat hij het schreef: in de zestiende eeuw. Nu, in de eenentwintigste eeuw, is het één van de verhalen die bijdragen aan het Bladelse erfgoed: en net dit erfgoed ligt Jan Jansen na aan het hart.
“Het is net als het dialect: je moet het koesteren anders gaat het verloren. Drie eerdere boekjes schreef ik in het Bladels dialect maar wie kan dat tegenwoordig nog lezen.”
Jan Jansen besloot voor zijn eigentijdse bewerking van ‘Zwarte Kaat’ een concessie te doen en het ABN te gebruiken maar hij ziet het wel als een tekortkoming. “Bladel heeft weinig met dialect,” zegt hij. “In omliggende dorpen zoals Reusel leeft die plaatselijke cultuur veel meer.”
De Bladelse schrijver begon een jaar of tien terug, na de dood van zijn vrouw, met het schrijven van korte gedichten en verhaaltjes: veelal in het dialect of regiolect’ zoals hij het zelf noemt. In het huis-aan-huisblad De Lantaarn werd zijn bijdrage opgenomen als een aparte rubriek. “Ik kreeg er altijd veel reacties op van de gewone lezer maar vanuit groepen die zich met oudheid of taal bezig houden hoor ik doorgaans niets. Neem de heemkunde: zij houden zich toch ook bezig met het bewaren van het erfgoed dat we hebben. Laten we er samen zuinig op zijn.”
Vanuit de Bond voor Ouderen kreeg Jansen wel de waardering die hij zocht. Een ingezonden gedicht werd in een boekje opgenomen dat in een oplage van 250.000 onder leden verspreid werd.
‘De Zwarte kaat’is een handzaam boekje van 29 bladzijden. De vormgeving werd door Jansen zijn zoon verzorgd en op eigen initiatief en kosten kwam het bij de plaatselijke boekhandel en VVV terecht waar het te koop is.