Lodewijk Napoleon keert terug naar de kerk

Ad de Bruin koopt ook kerk Hooge Mierde

 augustus 2016

Met de aankoop van de voormalige parochiekerk van Hooge Mierde verwacht Ad de Bruin ook daar een deel van zijn kunstcollectie te kunnen laten zien. Aan de buitenzijde van het monumentale pand komen als het aan hem ligt nog enkele blikvangers: een marmeren beeld van Lodewijk Napoleon (aan de voorzijde rechts van de kerk) en aan de achterkant een kapelletje waar bezoekers aan het kerkhof een kaarsje op kunnen steken. ‘De broer van Napoleon gaf tweehonderd jaar terug de kerk al een keer aan de mensen terug,’ zegt hij met een knipoog naar het nu en het verleden.



Zijn haren sluik naar achteren, een brilletje op de punt van zijn neus. Zijn lichaam oogt nog altijd atletisch, ook al sloot hij zijn sportleven al weer een tijd terug af. Ad de Bruin wil graag vertellen over zijn nieuwste initiatief om de kerk van Hooge Mierde te kopen. Maar eigenlijk kan hij er met zijn verstand nog steeds niet bij. ‘Dat een gemeente of parochie het laat gebeuren dat zo’n mooi gebouw voor een schijntje te koop kwam. Ongelofelijk. Voor een prijs waar je nog maar amper een rijtjeswoning koopt… Ik sluit dan ook niet uit dat in de verdere toekomst de gemeente of de gemeenschap het gebouw nog wel eens terug kopen…’

De Bruin woont op dit moment in Lage Mierde, op een plekje dat hem meer dan dierbaar is. ‘Mijn ouders hebben hier hun roods en alle vier mijn zussen zijn hier in Lage Mierde geboren. Ik weet nog dat ik altijd naar grutje op d’n Braakhoek ging. De geschiedenis van ons is belangrijk. Niet dat ik altijd in de archieven speur of het antiek dat door mijn vingers ging zo bekijk. Maar toch’.

Wie in Hilvarenbeek of in de Mierden de naam van Ad de Bruin laat vallen, krijgt al snel verschillende reacties. Het antiek dat hij verhandelde en waarvoor hij diverse panden in het Beekse centrum gebruikte. De aankoop van het monumentale Rustoord, dat nu door zijn kinderen geëxploiteerd wordt. Natuurlijk ook zijn sportieve leven, waarin hij zonder enige voorbereiding de marathon van Beek liep, om daarna te gaan trainen en een jaar later terug te komen om op het podium te staan.

Ad houdt niet van half werk en ook aan tegeltjes-wijsheden geen gebrek.

 Vroege vogels vangen de vetste wormen.

Het leven dat hij ooit leidde, waarbij maximaal vier uur slaap in een etmaal zat, mist hij niet. Veel mensen die hem met zijn antiek zagen, fronsten hun voorhoofd en vroegen zich altijd af hoe een self-made man het voor elkaar kreeg.

Als hij daarover vertelt gaat het erover hoe hij als 23-jarige bij de steenfabriek in Esbeek werkte. ‘Ik mocht daar de afgekeurde steenvormen hebben, op enig moment had ik er wel 300. Ik knapte ze op en ging er mee naar een antiekman. ‘Als je ze in de lengte ophangt kun je er snuisterijen in zetten,’ vertelde ik hem. De man keek me meewarig aan, maar een week later belde hij me: of ik er nog meer had.Ik was jong, net getrouwd en ik vermoedde dat dit interessante handel was. Met het geld van de steenvormen onder de mat van een oud busje, nam ik de boot naar Engeland. Daar kwam ik in steden als Leeds en ik zag dat er bij antiekzaken veel voor een habbekrats te koop was. Ik laadde mijn auto vol, zelfs de imperiaal helemaal opgestapeld. Heel de opbrengst van de steenvormen had ik geïnvesteerd, er hing voor mij veel van af. Thuis was ik de handel in een mum van tijd kwijt: het was meteen bingo.’ Ad voelde aan dat hij nu op een punt gekomen was, dat alles anders zou zijn. Geen handwerk meer aan de steenoven, maar wel handel. ‘Ik organiseerde het zo dat diverse personen voor mij het antiek opkochten en er mee naar mij kwamen. Ze wisten al snel dat ik alles afnam, dus dat gaf een groot vertrouwen. Mijn zoekgebied werd ook al snel uitgebreid naar andere Europese landen en naar Amerika en eerlijk is eerlijk: het bleek gouden handel.’

Tussen de bedrijven door raakte hij ook gepassioneerd in de atletiek en dan met name het lange-afstand-lopen. ‘Ik heb uitgerekend dat ik in kilometers viermaal de aardbol over gerend heb,’ zegt hij daarover. Zijn ochtendritueel werd 20 kilometer hardlopen en hij trainde mee met marathon toppers als Cor Vriend. Op zijn 40-ste behoorde hij bij de veteranentop van Nederland en ook hier wist hij: Je krijgt nooit iets cadeau.

Om zijn grenzen nog verder te verleggen organiseerde hij een marathontocht naar Santiago de Compostella. 2600 kilometer lopen door elke dag minstens een marathonafstand af te leggen. Het leverde weer een nieuwe tegeltjeswijsheid op.

 Wie naar Santiago wil, moet niet in Parijs omdraaien.

Op weg naar Santiago merkte hij dat het hem lukte om elk doel dat hij zich stelde ook uit te voeren. ‘Je moet geluk hebben in het leven,’ geeft hij toe. ‘De weg die je inslaat moet de juiste zijn. En natuurlijk moet je het geluk hebben dat je gezond blijft. In feite heb ik nog nooit echte tegenslag gehad. Maar als je echt iets wil bereiken, moet je er voor willen werken.’

Met de aankoop van de kerk in Lage mierde vestigde hij eerder al de aandacht op zich, ook al is dat niet zijn bedoeling. Het bouwwerk stond voor anderhalve ton te koop, met nog een erfpacht van de grond. ‘Ik ben nu in gesprek met de parochie om er nog een eigen kapel voor de Lage Mierdenaren bij te zetten,’ blikt hij vooruit. ‘Nog even afwachten hoe dat afloopt.’

Toen ook de kerk in het naburige Hooge Mierde te koop kwam, krabde hij zich even achter de oren. Natuurlijk, hij had nog de nodige stukken in de opslag staan die een beter plaatsje verdienen. ‘Als ik op zoek zou moeten naar een nieuw gebouw om de grotere stukken uit mijn collectie te plaatsen, dan zou ik enorm veel geld kwijt zijn. Daarom is zo’n kerkgebouw een koopje. Dat er zo dichtbij dan ook nog twee kerken te koop komen: dat is een enorme buitenkans.’

In de voormalige kerk Johannes d’n Doper in Hooge Mierde, trof hij een gebouw dat enorm goed onderhouden is. Doordat het ook hier om een rijksmonument gaat, heeft de monumentenwacht er altijd over de schouders van de eigenaar meegekeken.

‘Daar ben ik natuurlijk erg blij mee,’ zegt hij. ‘Als ik voor anderhalve ton een nieuw dak had moeten aanbrengen, was het andere koek geweest. Ik tref er nu een bouwwerk aan waar altijd goed voor gezorgd is.’
In gedachten heeft hij al een aantal van zijn stukken in het vizier die hij in Hooge Mierde op gaat stellen. ‘Het gaat met name om de grotere stukken, een plekje te geven, niet om ze direct te verkopen. Je moet het vooral zien als een eigen collectie. Dat er af en toe eens een stuk verkocht zal worden, dat kan dan bijdragen aan het onderhoud van het gebouw. Verkoop is zeker niet het hoofddoel.’

Zodra de kerk in Hooge Mierde ingericht is, wil hij het gebouw twee weken open stellen voor alle belangstellenden. Daarna gaat de knip op de deur, waarna het enkel op afspraak bezocht kan worden. ‘Ik ben niet in de gelegenheid om de hele dag in het gebouw te zitten,’ legt hij uit. ‘Het kan natuurlijk dat er in de toekomst wel wat meer mogelijk is, maar dat wil ik dan zeker in samenspraak met de mensen uit Hooge Mierde doen.’

De blikvanger die buiten de kerk opgesteld zal worden –Lodewijk Napoleon- trappelt intussen al van ongeduld om zijn plaatsje in te nemen. Toen hij rond 1800 voor zijn broer het gezag over De Nederlanden moest handhaven, was een van zijn eerste daden om de Katholieken in het zuiden de kerken terug te geven. Het protestante Noorden had de Katholieke zuiderlingen jarenlang naar de schuurkerken verdreven, maar Napoleon maakte daar snel een einde aan. Nu, tweehonderd jaar na zijn vertrek, zijn de katholieken weer uit het kerkgebouw vertrokken en mag Lodewijk er persoonlijk op toezien dat het gebouw voor de eeuwigheid behouden blijft.

 Vijftiende eeuw

De oorsprong van de kerk in Hooge Mierde ligt al in de vijftiende eeuw. De kerkelijke geschiedenis van de Mierden is een geschiedenis met veel strijd. Het ging om het recht van benoemen van de pastoor, waarbij de abdijen van Floreffe en Averbode lijnrecht tegenover elkaar stonden. Uiteindelijk resulteerde het in een parochiescheiding waarbij beide abdijen een van de Mierden mochten benoemen. Nu, in 2016 komen de beide kerken weer onder hetzelfde beheer.

Het gebouw dat er nu aan de Floreffestraat staat, kreeg in 1923 vorm door bouwpastoor Krijnen. De Hooge Mierdenaren spanden zich de afgelopen jaren in om zo veel mogelijk authentieke elementen terug naar het gebouw te halen. Met het onttrekken van de eredienst aan het gebouw werden echter alle religieuze sporen er weer uitgehaald: alles behalve het oude doopvont. Dat heeft nog zijn originele plek en het zal volgens de nieuwe eigenaar zijn plek ook behouden