Cees Schellens ging voor het eerst de grote zee over

 

In het jaar dat hij zijn vijftigste verjaardag vierde, wilde hij graag iets doen wat hij nooit deed. Toen zijn zwager Wil het met zijn broer Hein had over een voettocht op een berg in Afrika, spitste hij zijn oren. Was dit het duwtje in de rug dat hij nodig had? Lag hier zijn kans om iets te doen wat hij normaal niet doet?

Een persoonlijk verhaal met de ervaringen van Cees Schellens uit Bergeijk.

‘Twee jaar terug volgde ik de ervaringen van mijn nichtje Chris, die in Tanzania vrijwilligerswerk deed. Het was erg druk bij het bouwbedrijf en er waren veel dingen die mij in beslag namen. Toch nam ik steeds even tijd om de berichtjes en de foto s van Chris te bekijken. Toen ik Wil en Hein op een familie feestje hoorde praten over een tocht in Afrika was ik geïnteresseerd. Vrij spontaan zei ik: dan ga ik met jullie mee. Al de volgende dag wist ik dat ik het niet bij een uitspraak kon laten. Dit wilde ik ook echt gaan doen. We spraken er verder over en zo werd het duidelijk dat ik met mijn broer Hein en twee zwagers op weg zou gaan om de Kilimanjaro te gaan beklimmen.

Met mijn vijftig jaar voel ik me nog vitaal en gezond, ik had dan ook geen reden om me zorgen te maken over het fysieke deel van de onderneming. Ik ging twee weken vooraf nog wel met wil naar de Alpen, waar we enkele dagen op hoogte wandelden. Achteraf was dat een goede voorbereiding. Toen de vliegreis naar Tanzania dichterbij kwam, was dat wel een beetje spannend. Ik was nog nooit buiten Europa geweest en veel vakantiedagen heb ik in mijn leven nog niet genoten. In de tas die mee het vliegtuig ging, zaten niet mijn sigaretten: ik wilde een daad stellen door ze thuis te laten. Wie weet was dit een mogelijkheid om af te kicken. Bij de indeling van de groep en de slaapplaatsen was het vrij logisch dat ik met Hein in een tentje ging. Voor zover ik met herinner is dat de eerste keer ooit dat we samen in een tentje lagen. Hij is zes jaar jonger dan ik, waardoor samen op vakantie gaan er toen niet echt in zat. Ooit sliepen we wel op een zelfde kamer, maar dat was toch anders.

Bij de maaltijd op de tweede dag merkte ik dat het vlees slecht doorbakken was. Ik stopte meteen met eten maar was de volgende dag toch ziek. Gelukkig duurde het slechts één dag. Ik merkte wel dat ik in mijn apotheek veel bij had: maar geen diarree pillen. Ik kan ieder aanraden die bij zo’n reis wel me te nemen. Hein had dezelfde klachten, maar bij hem was het na een dag niet weg. Hierdoor had hij ook meer slaap nodig, waardoor we wat minder momenten hadden om samen bij te praten.

Tijdens de beklimming merkte ik dat ik weinig moeite had om het fysiek bij te benen. Het tempo had voor mij dan ook wel iets hoger mogen liggen maar het spreekt voor zich dat ik me aanpaste aan de anderen. Tijdens de toch waren de omstandigheden buiten het lopen vrij Spartaans. Van het slapen in een tentje op een dun matje, tot het eten wat maar weinig variatie had. Pas later hoorde ik dat we via een andere route in huisjes of hutjes hadden kunnen slapen. Misschien is dat een aanrader voor een volgende trip.

Het laatste deel van de klim was zonder meer het zwaarste, maar voor mij zeker wel te doen. Het was koud op de top, maar ik was al blij dat het niet sneeuwde het moment dat we daar stonden. Daar op 5895 meter hoogte moest ik weer even denken aan de belofte die we aan elkaar gedaan hadden. Om samen de Kilimanjaro klim te gaan doen en samen iets voor het weeshuis te betekenen. In Tanzania werd ik gegrepen door de eenvoud waarin de mensen leven. Ik had een goede band met Abu, een van de dragers. Het was leuk om via hem wat meer van het land te weten te komen.  Ik zag dat de mensen een tevreden indruk maken, ook al hebben ze weinig bezit.

Dat zagen we ook in het weeshuis toen we daar op bezoek waren. Daar hadden we het uiteindelijk voor gedaan, het gaf een grote voldoening. De discipline van de kinderen raakte me. In Nederland hebben kinderen tal van wensen en veel noten op hun zang. Daar in Tanzania heeft dat een geheel ander perspectief.