Jaon van Gisbergen? Wie is dat.

Joan Haok 100 jaar

 

ED maart 2011

Hooge Mierde – Zijn ogen volgen nog alles wat er om hem heen gebeurt, in huis kookt zijn zus Trui nog zelf het potje. Samen helpen ze elkaar door het leven, samen zijn ze 195 jaar. Trui is er 95 en Jaon vanaf zondag 6 maart  is hij 100.

Wie in Hooge Mierde naar Jaon van Gisbergen vraagt krijgt opgetrokken wenkbrauwen. Vraag je naar Jaon Haok dan wordt je naar de Baan verwezen waar Joan met zijn zus nog zelfstandig woont. “Ik geeft het pas op als het moet,” zegt Jaon. 

Als oudste zoon in het boerengezin was Jaon voorbestemd om boer te worden. Hij werkte vanaf zijn twaalfde als boerenknecht en moest in 1931 voor zijn nummer opkomen in militaire dienst. Er volgden diverse herhalingen maar met de mobilisatie in 1939 wist hij dat het menens kon worden. Hij kwam via Willemstad  in Weert terecht waar hij de stellingen mee moest verdedigen. Maar nog voordat er ook maar één Duitser gesignaleerd was en één schot gelost aan zijn stelling had Nederland zich al overgegeven. Jaon werd met de andere  infanteristen afgevoerd tot ver Duitsland in en er brak een tijd aan van onzekerheid, ook voor zijn familie. Hij schikte in zin lot maar was blij toen hij na een aantal weken weer op transport werd gezet, terug naar Nederland.

Daar ging hij weer als boerenknecht aan het werk maar het zat hem niet mee want enkele maanden later verloor hij een hand. Hij kreeg er een stalen haak voor in de plaats, waarmee zijn bijnaam geboren was.

“We waren met een oude dorskast in de weer. Ik wou iets afstellen toen mijn mouw gegrepen werd door twee tandwielen. Mijn pols zat klem en in het ziekenhuis bleek dat de hand niet te redden was.”

Opnieuw schikte Joan zich in zijn lot. Hij bleef zijn vader meehelpen op de boerderij en toen een broer van hem op de boerderij kwam kocht hij samen met zijn zus een huisje verderop op de Baan. Bij hen woonde inmiddels Anneke, een nicht die haar moeder in het kraambed verloor. Ze voedden haar op als hun eigen dochter en beleefden daar veel plezier aan.

“Ik ben altijd gewoon aan de gang gebleven,” verklapt de eeuweling. We hebben een taaie familie, van de zes kinderen leven er nog vier, de anderen zijn 97, 95 en 88. In mijn vrije tijd ging ik graag jagen, heb vossen en reeën geschoten. Ik was graag in de buitenlucht.”

Na het werk op de boerderij werkte Jaon nog negen jaar als melkventer. Hij sjouwde honderden liters per dag bij de grote gezinnen achterom. Maar klagen deed hij nooit.

“Ge moet zorgen dat je de roeper en de poeper goed open houdt,” verkondigt hij als wijsheid.

Het zijn uitspraken die hij ergens op pikt. Elke ochtend leest hij zijn krantje maar t.v. is niet aan hem besteed: teveel herrie en ellende.

Als hij zondag  jarig is barst er een enorm feest los: het valt samen met carnaval. In de kerk wordt er een dienst opgedragen, het echte feest is een weekje later op 13 maart.

 “Ach je moet je in je lot schikken, wat kun je anders? Ik heb een goed leven gehad en ben er tevreden mee. Daar gaat het toch om?”