‘Efkes buurte’

 maart 2009
 
Nelly Roymans overleeft haar enige zoon
 
Hulsel – Ze is van 1920, ‘wat weet ik nou te vertellen,’ zegt ze meermaals als Harrie bij haar op de koffie komt. Toch staat haar mond nog geen moment stil en zit ze elk vrij uurtje achter haar computer. Mailen met haar enige kleinzoon of het samenstellen van de stamboom. ‘Iemand moet het toch doen,’ zegt ze vergoelijkend.
Nelly Roymans (88) heeft een bewogen leven achter de rug, een leven dat nooit uitgestippeld werd maar liep zoals het liep. Ze woont nu in de Willibrordlaan, dezelfde weg waar ze ook geboren is, toen nog De Straat (nummer C-31) geheten. Maar Nelly noemde het geen Straat maar Kerkstraat, zo heeft ze voor meer dingen een eigen invulling. Zelfs de naam Roymans, ‘Het moet eigenlijk met twee puntje op de ij, ik schrijf het altijd met y’ verklapt ze.
De grootvader van haar was ooit burgemeester in Reusel, Nelly vermoed dat het de voorganger van burgemeester Willekens moet zijn geweest. Haar vader was Harrie Roijmans en haar moeder Anna Elisabeth Verspaandonk. De Verspaandonken hadden een boerderijtje op de Heikant, beter nog: de Couwenberg. Op de plek waar Nelly geboren werd hadden de Roijmansen het oude boterfabriekje langs de kerk. Toen Nelly in 1920 geboren werd was de functie van boterfabriek overigens al verdwenen, haar ouders dreven er wel een kleine kruidenierszaak.
 
Nelly was de enige dochter van Harry en Anna en doordat ze langs de kerk woonden kwam de pastoor regelmatig langs. Maar hoe vaak hij ook langs kwam en hoe veel hij er ook buurtte, het bleef bij één kind in dit huwelijk. Over de kerk weet Nelly nog dat haar moeder de eerste was die er in gedoopt werd, ruim twintig jaar voordat zij zelf werd geboren. Negen maanden voordat Nelly geboren werd was haar vader nog als soldaten commies gelegerd geweest in het Limburgse Simpelveld, ze verondersteld dat haar vader op die plek zijn kruit verschoten heeft.
Als enig kind kon ze rekenen op de meer dan goede zorgen van haar ouders, het was om die reden dat ze in Reusel naar school gestuurd werd, bij de nonnen zou het beter zijn dan op de Hulselse school. Ze leerde daar handwerken en pianospelen en ook het vervolgonderwijs (MULO) volgde ze daar.
Na die Mulo ging ze naar de Kweekschool in Vechel waar ze intern ging. Deze opleiding maakte ze niet af, daarvoor in de plaats volgde ze wel een administratieve opleiding. Toen ze een vriend had die vond dat ze alles moest kunnen in huis volgde ze ook nog een naaicursus. Met deze vriend bleef het overigens niet lang ‘aan’. Het was Harrie Hoskens uit Hoogeloon, hij werd bij Nelly haar ouders toch te licht bevonden.
Zo groeide ze op in Hulsel, haar ogen intussen goed de kost gevend. Haar ouders waren nog voor de oorlog naar de overkant van De Straat verhuisd waar het winkeltje vóór in huis was. Toen de Duitsers in Hulsel verbleven tijdens de oorlog gebruikten ze deze ruimte als hun administratieve hoofdkwartier, wat niet belette dat er af en toe toch nog onderduikers in huis waren. Tijdens een bombardement hadden de Engelsen het op het Duitse kwartier gemunt en het huis kreeg een voltreffer te verwerken. Nelly en haar beide ouders konden nog net op tijd in de schuilkelder wegduiken, haar tante Marie en grootmoeder niet, zij raakten gewond. Een van de onderduikers, Harrie Spanjers uit Hengelo, was op dat moment ook bij hen aanwezig.
Na het bombardement konden ze niet meer in hun huis, ze mochten tijdelijk op ‘het Patronaat’ langs de kerk verblijven. Later werd de woning opnieuw opgebouwd, in dit huis woont Nelly nu nog. Het winkeltje werd er weer geopend, in de zestiger jaren werd dit overgenomen door de familie van der Heijden die het verderop in dezelfde straat nog enkele jaren runde.
In de ruimte van haar woning was ook een kantoor van de Centrale Volksbank (CVB) dat nog jarenlang door Nelly gerund werd.
 
Na de oorlog maakte Nelly een keer en daguitstapje naar haar oom Lau in Den haag waar ze op het strand meisjes in uniformen zag. Dit fascineerde haar zo dat ze voor zichzelf besloot: dat wil ik ook.
Ze meldde zich aan bij de marine en werd samen met negen nadere meisjes opgeroepen voor een keuring. Ze was een van de twee meiden die goedgekeurd werden, de anderen mochten meteen vertrekken. Ze werd ingedeeld bij een eenheid op een onderzeeër maar zou uiteindelijk nooit uit hoeven varen. Ze ontmoete er mensen uit alle windstreken maar er was er geen een die zo knap was als die Amerikaan...
 
15 februari 1953
‘Wolter John heette hij,’ vertelt Nelly en haar gedachten gaan weer 55 jaar terug. Hij was gelegerd in de Fogg-kazerne in Duitsland en we hadden een mooie tijd’. Nelly zat zo’n 2,5 jaar bij de marine toen ze Wolter-John leerde kennen (Wolter-John was zijn voornaam, zijn achternaam houdt ze graag voor zichzelf).
Toen Nelly hem vertelde dat ze zwanger was drong hij erop aan dat ze met hem mee ging naar Duitsland. Het stuitte echter op weerstand bij haar ouders, die haar liever in hun omgeving zagen blijven. Ze nam met pijn in haar hart afscheid van de enige echte liefde in haar leven, maar ook van de marine. Ze spraken samen af dat hun kind moeders achternaam zou gaan dragen, ze gaf haar zoon daarentegen wel een van de voornamen van zijn vader: John.
In de periode dat John geboren werd, werd Wolter-John weer overgeplaatst waardoor de contacten minder intensief werden. De contacten zijn altijd gebleven maar ondanks dat contact met de Amerikaan, hij heeft zijn eigen zoon nooit gezien. John zelf was ervan overtuigd dat hij op zijn twintigste zijn vader een keer op tv heeft gezien, zekerheid daarover bestaat niet. De man die hij zag in een interview over de NAVO had wel dezelfde naam en rang als de persoon die hij als zijn vader zag.
 
Als alleenstaande moeder zou het voor Nelly niet gemakkelijk zijn, dat wist ze op voorhand. Ze besloot naar een kliniek in Breda te gaan waar de bevalling plaats kon vinden en waar de baby de eerste periode zou kunnen verblijven. De geboorte verliep voorspoedig en Nelly mocht al weer snel terug naar Hulsel, terwijl John daar bleef. Een jaar lang ging ze elke week bij de kleine op bezoek en toen hij na die periode bij haar in huis kwam bleek het een zeer intelligent kind te zijn. Al snel noemde de kleine John zijn grootouders ‘pa en moe’, zijn echte moeder noemde hij gewoon Nel, bij haar voornaam, zoals hij altijd zou blijven doen. Op de kleuterschool was hij het lievelingetje van de juf, op de lagere school bleek hij al in veel dingen zijn tijd vooruit. Hij verzamelde dingen die niemand anders verzamelde en bleek een aangeboren creatief talent te hebben. ‘Hij tekende alles zo uit de hand, zonder dat het hem specifiek geleerd was,’ vertelt Nelly. Als we samen naar het hok achter haar huis gaan kijken waar John graag met zijn vrienden verbleef, laat ze een grote schildering zien waar John zijn eigen hoofd op een dierenlijf tekende. Zo creëerde hij zijn eigen jongerenkeet, ook hierin was hij zijn tijd vooruit. Hij bouwde er zelfs zijn eigen bedstee, deze staat er nu nog, 26 jaar na zijn dood.
Nelly bleef op diverse plaatsen werken, als zij niet thuis was pasten haar ouders op de kleine John.
Toen opa en oma overleden, tegen de tijd dat John de basisschool verliet, nam Nelly hem mee naar Eindhoven. Zij werkte daar bij defensie, John kon daar in de buurt naar de MULO.
 
De bijzondere interesses van haar zoon John baarden opzien, thuis en in zijn omgeving. In huis metselde hij als tiener een open haard voor zijn moeder en toen zij zijn schildertalent zag mocht hij op cursus gaan bij de kunstenaar Verhees. In die periode tekende hij ook het Nekkermenneke in Bladel na, deze tekening siert nog steeds alle uithangboden van deze horecazaak. In Bladel trok hij op met een jongeren op die erg geïnteresseerd waren in archeologie, zo raakte hij zelf ook in de ban van zaken uit de geschiedenis. Nico Arts en Frans Theuws uit de groep studeerden archeologie aan de Vrije Universiteit (VU) In Amsterdam. John volgden hen bij alles wat ze bestudeerden, met een voorliefde voor het praktijkgebeuren. De Kempische schatgravers richtten zelf een groep op om een aantal Kempische projecten te onderzoeken, zelf noemden ze zich ‘De Kempenbende’. Zo raakte de groep betrokken bij de opgravingen van een Romeinse villa in Hoogeloon, een project dat onder leiding stond van professor Jan Slofstra, een opgraving die jaren duurde. Voor John waren het de hoogtij jaren van zijn leven. Hij maakte van archeologie nooit zijn beroep maar voor het graven in het verleden had hij zeker een bijzondere gave. Dagen achtereen kon hij zich bezig houden met het opzoeken van historische zaken in de archieven van Eindhoven en Den Bosch. Nico Arts, nu de stadsarcheoloog in Eindhoven en onlangs nog voor een lezing in Hooge Mierde, werd op zijn bruiloft verrast door John die er als priester verkleed binnen kwam om de kruisweg van zijn leven nog eens na te lopen.
John was ook altijd in voor een geintje. Zo weet een Hulselse varkenshouder zich nog te herinneren dat John hem kwam vragen om de castraten van de biggen een aantal weken op te sparen. John ging ze als delicatesse verkopen op de Amsterdamse Vrijmarkt. Gefrituurd en wil ging het er bij de Amsterdammers in als zoete koek.
In Eersel waar hij zijn latere vrouw Mieke ontmoette organiseerde hij met regelmaat een ‘Bokkenfeest’. Er werd dan met het nodige jolijt een bok gezocht die te plekke geslacht en gebraden werd.
Ook muziek hield hem bezig, de leden van de Beekse muziekgroep de Veulpoepers kwamen bij hem aan huis en bij de viering van het 1100-jarig bestaan van Hulsel haalde John ze naar Hulsel voor een optreden. Tijdens dat feest was er een openluchtspel waar hij zelf de historische kleding voor ontwierp.
 
Het was John die ook de historie van zijn eigen omgeving vast wou leggen en hij startte een reeks om heem- en geschiedkundige verhalen op te schrijven. Het werd de reeks ‘Van Hulislaum tot Hulsel’. Belangstellenden konden zich abonneren en kregen telkens weer nieuwe bijdragen ingestuurd. Het werd een klapper vol met heemkundige en oud-kerkelijke verhalen en mag als zodanig gezien worden als de voorloper van ‘Steen voor Steen’. In de persoon van de toenmalige Pastoor Jan van Kemenade vond hij iemand die ook geïnteresseerd was in de geschiedenis en er hobby in had om zaken uit het verleden vast te leggen. Andere werkgroepleden waren Martin Hendrikx (toen de hoofdonderwijzer van de school), Koos Timmermans en Cor van der Heijden. John ging vaak op sporenonderzoek, struinde hele landerijen af naar stenen en oude voorwerpen. Zijn Bladelse vrienden zoals de gebroeders Roijmans vergezelden hem vaak, het waren compagnons die bij hem pasten. Hij zocht de achtergronden uit van verenigingen en gebouwen en was altijd op zoek naar het verhaal achter de verschillende mensen.  Een aantal van de mensen die hij destijds enthousiast kreeg om hem mee te helpen zijn nog steeds actief betrokken bij Heemkundegroep De Mierden! Als pastoor van Kemenade ergens naar toe wou gaan om iets uit te zoeken hoefde hij maar een seintje te geven naar John en hij stond klaar.
Over John deden de meest bijzondere verhalen de ronde, in hoeverre ze op waarheid berusten kan niet altijd meer beoordeeld worden omdat ze soms een eigen leven gingen leiden. Zo doet het verhaal nog steeds de ronde dat hij in het ochtendgloren van een oktoberzondag een schaduwprocessie leidde over de Cartierheide, net toen bedevaartgangers naar het Gerardus van de Weebosch er langs kwamen. De gelovigen konden hun ogen niet geloven en het onverklaarbare schouwspel ging een geheel eigen leven leiden.
Urenlang kon hij ook besteden aan het optekenen van de persoonlijke geschiedenis van zijn dorpsgenoten door bij hen op bezoek te gaan. Deze gesprekken legde hij dan op band vast, ze zijn tot op de dag van vandaag nog te beluisteren en bevatten nog een schat aan waardevolle informatie. Zo tekende hij het levensverhaal op van Koos Jansen- Maas, kort voor haar en kort voor zijn eigen dood.
Een ander opmerkelijk initiatief van John was het oprichten van de Stichting Freetent. Samen met huidig tent-icoon Frank van Ham richtte hij deze stichting op om actie te gaan voeren tegen kernenergie. Samen trokken ze heel Nederland door waarbij ze iedere gelijkgestemde uitnodigden om bij hen in een tent te overnachten. Met Freetent stond John ook aan de basis van feesten als de Bladelse zomerfeesten, het Open Slagboom bij de Donksbergen in Duizel en de Bikse Fiste in Hilvarenbeek. Vrijwel iedereen weet wat er nadien geworden is van deze feesten, John zelf heeft helaas alleen de beginperiode meegemaakt.
 
Nu in 2008 heeft Nelly Roijmans de leeftijd van 88 jaar. Ze is nog kras, reed tot vier jaar terug nog in haar eigen autootje rond, Ze weet over veel dingen uit haar leven te vertellen, ook al ontkracht ze dat regelmatig zelf. Ze onderhoudt familiecontacten met diegenen die nog met John te maken hadden zoals Mieke waar hij mee getrouwd was. Voor alle kinderen van Mieke voelt ze zich een oma, een rol die ze met verve vervult. Hugin, haar kleinkind vervult een zeer speciaal plekje in haar leven, ze volgt zijn levenswandel nauwgezet, mailt intensief met hem.
In haar woning krijgt ze af en toe wat ondersteuning. ‘Mijn heup een keer gebroken toen ik met de fiets thuis kwam,’ zo vertelt ze. Toch weet ze in enkele seconden een kopje warme thee uit de theemuts te toveren, een plakje ontbijtkoek wordt gul met boter besmeerd.
In haar keukentje staat alles overzichtelijk bij elkaar, met een klein fotootje op haar koelkast is John nooit ver bij haar vandaan. Als ze daar naar kijkt dan denkt ze aan die ene dag in 1982, toen de politie bij haar achterom kwam. Ze zag beide dienders hun pet afnemen voor ze naar binnen kwamen.’Toen wist ik al genoeg,’ zegt ze er later over. Af en toe krijgt ze nog bezoek van vrienden van weleer, mannen als Ad Verhees die ook samen met haar zoon optrokken vergeten haar niet. Bij Nelly in de schuur hadden ze een geïsoleerde ruimte waar ze samen de kachel konden stoken, buurten en muziek draaien. De ruimte staat er nog net zo bij als toen John hem verliet. Zjef naaykens, de inspirerend leider van De Veulpoepers verbleef hier ook graag, hij was een van John’s persoonlijke vrienden. De terugweg van een feestje bij deze groep werd hem fataal, in de flauwe bocht net voor De Hertenwei reed hij rechtdoor op een boom. Hieraan terug denken doet nog altijd zeer voor Nelly. Geen wonder, je enigste kind verliezen… met weinig woorden te beschrijven.
Nelly Roymans, wie kent straks nog haar verhaal, wie maakt ooit haar stamboom af als ze het zelf niet zou kunnen voltooien…