Opmerkelijke vondsten bij uitgraven Raamsloop  
Romeinen liepen Willibrordus net mis
 
Lage Mierde - Vrijdag 29 juni 2007 werd het tweede deel van de opnieuw meanderende beek De Raamsloop open gesteld. Niet dat het wassende water daarop gewacht had, dat was altijd zijn weg naar lagere delen blijven zoeken. De beek kreeg weer zijn kronkels terug die hem begin jaren zestig bij de ruilverkaveling waren ontnomen.
Bij het uitgraven van die meanders deden de gravers enkele opmerkelijke vondsten. Eerst stuitten ze op de restanten van een oude brug die na datering uit de zevende eeuw bleek te zijn, de tijd dat Willibrordus met zijn gevolg door de Kempen moet hebben getrokken. Even verderop werden er een zilveren en een bronzen munt gevonden. Vooral de bronzen was een opmerkelijk, eentje uit de tijd van Keizer Antonius de Vrome, 271 na Christus. Voor het wereldkundig maken van deze munt had watergraaf Peter Glas de naamgenoot van de keizer uitgenodigd: Toon Antonis, wethouder in Reusel-De Mierden.
 
Wuivende grassen en het zwart van afgegraven oevers. Daar tussen in kabbelend water langs de brokken stenen die als vistrappen hun werk doen. Een beekje dat het water de gelegenheid geeft om van de Kempische zandgronden weg te stromen naar verder gelegen rivieren en uiteindelijk de Noordzee.
‘Vissen zijn er nu nog niet veel te zien maar de reigers zijn wel actief aanwezig,’ laat Jos Maas, beheerder voor het waterschap weten. Tijdens zijn werk heeft hij ook al een ijsvogeltje gesignaleerd. ‘Dat is het toonbeeld dat de 900.000 euro voor deze tweede fase niet voor niets zijn uitgegeven,’ laat Peter Glas aan zijn toehoorders weten. Waterbeheerder Maas weet echter dat het vogeltje er voordien ook al zat…
 
Bobo’s in het groen
 
Het officieel open stellen van een beek die weer mag meanderen heeft naast iets plechtigs ook altijd wel iets komisch. Kantoorklerken die de situatie enkel van achter hun tekentafel kennen, steken zich eenmalig in grote kaplaarzen om te zien hoe zoiets er nu in werkelijkheid uit ziet. ‘Het zou aan elke scholier verplicht moeten zijn om een keer in zijn studieleven zoiets van nabij te zien,’ zo breekt Peter Glas nog een lans voor het aanschouwelijke onderwijs.
Als de Watergraaf dan eindelijk samen met Toon Antonis een grote strik van een bankje afhaalt is het zover en is ook dit deel van de stroom geopend.
Het bankje waar de strik omheen zat blijkt een bijzonder exemplaar, gemaakt van het materiaal van de brugrestanten uit de zevende eeuw na Christus! In de groene leegte tussen Hulsel en Lage Mierde, iets ten noorden van het Vloeieind, daar moet de oude Willibrordus ooit overgestoken zijn, zijn rokken optillend om droog de overzijde te bereiken. Op weg naar het dorp Hulsel, waar nu nog de hoofdstraat en de school naar hem genoemd zijn en waar een kapelletje de nagedachtenis aan hem levend houdt.
De brug was eeuwenlang dé verbinding tussen het Vloeieind aan de ene kant en de Mispeleindse heide aan de andere kant. Pas rond het jaar 1900 toen er even verderop een stenen brug kwam, raakte de houten brug in vergetelheid en verwenen de restanten onder aarde en gras.  
De boeren die bij de openstelling aanwezig waren hebben zo hun twijfels over de houdbaarheid van de bank nu de materialen weer aan de lucht zijn blootgesteld nadat ze jaren onder de grond lagen.
 
Munten
 
Het vinden van de twee opmerkelijke munten blijkt een toevalstreffer geweest te zijn. In een veldje in de arm van Kempenbaan en Neterselsedijk, waar de boeren tot voor kort hun maïs zaaiden, werd een heel arsenaal aan kronkels uitgegraven. Het was op deze plek dat een van de medewerkers de munten ontwaarde tussen de hopen opgeschoven aarde. De kleinste van de twee gevonden munten, een zilveren exemplaar, blijkt na bestudering de meest waardevolle. Het werd gedateerd uit de tweede eeuw. De grootste, het bronzen exemplaar, had destijds minder waarde, maar samen zijn ze wel het pronkstuk van de graafwerkzaamheden en te zien op een paneel bij de wandelroute die langs de beek loopt. Naast de twee munten werd ook nog een metalen schildje gevonden, iets groter als de twee munten en zeer waarschijnlijk ook afkomstig uit diezelfde periode.
 
Het water kabbelt verder en de bobo’s trekken zich weer terug in de tent. Als de avond komt en mist en nevel zich weer ontfermen over de Raamsloop strijkt een reiger neer vlakbij de oude bank. Met zijn kop diep in zijn veren bekijkt hij de voordelen van deze nieuwe situatie. Vier nieuwe poelen en vissen die de vistrappen proberen te nemen. Laat maar komen.
 
Foto:Toon Antonis bij de munten waarvan er een zijn naam draagt