Pastorie Hulsel
Een oude pastorie met een verborgen schuilplek
 
Januari 2020
(gepubliceerd in februari 2017)

Aan de Willibrordlaan in Hulsel onderging de parochiekerk onlangs een metamorfose door als gebedshuis omgevormd te worden tot woning. Pal daarlangs ligt de pastorie, bouwjaar 1840, die meer dan een eeuw via een navelstreng verbonden was met de kerk. In en om het klassieke gebouw zijn er diverse interessante details te vinden, zoals een eenpersoons schuilplaats die enkel via een nauwelijks zichtbaar keukenluik is te bereiken. Of wat te denken van een belletje bij de kamerlamp, waarmee de pastoorsmeid geactiveerd kon worden en een pluchen klos op de eerste verdieping, waarmee je nog steeds het klokkenspel boven op het gebouw in werking kunt zetten.
1840 was het jaar dat de eerste postzegel in gebruik werd genomen en de Britse koningin Victoria huwde met Albert van Saksen Coburg. Het jaar dat Nieuw Zeeland werd erkend als kolonie van Engeland en het lichaam van Napoleon Bonaparte werd bijgezet in de Domes des Invalides in Parijs. Dichter bij huis volgde Willem 2 zijn vader Willem I op, maar nog dichterbij werd 3000 gulden beschikbaar gesteld voor de bouw van een nieuwe pastorie in Hulsel. Het nieuwe gebouw moest komen aan de Straat, op zo’n 200 meter van de toenmalige kerk. Nog niet te voorzien was dat die kerk vijftig jaar later af zou branden, waardoor het nieuwe gebedshuis naar de pastorie toe gehaald kon worden: om daar voor meer dan honderd jaar een eenheid mee te gaan vormen.
Vanaf de Willibrordlaan in Hulsel, waar het statige pand ligt, valt de oude gracht op. ‘In Hulsel noemen we het de Vest’ weet de 74-jarige eigenaar Joop de Hair te melden.
Vanaf de straat valt de symmetrie van het gebouw op: de voordeur in het midden en twee vensters aan beide zijden. ‘Eerder heeft er zowel links en rechts nog een zelfde bouwwerkje aan gestaan,’ weet de huidige bewoner te melden. ‘Aan de rechterzijde was er het koetshuis, later tot patronaatsgebouw verbouwd. Het is nog deels intact en in gebruik als garage.’ Aan de linkerzijde stond een bijgebouw waar stallen in onder waren gebracht. Toen de kerk werd gebouwd werd het ‘t voorportaal naar de kerk. Nu de kerk ontkoppeld is, herbergt dit deel een werkkamer en een tweede keuken.
Langs de voordeur, die met twee treden net iets hoger is dan de omgeving, valt een ingemetselde zandstenen steen op. Daarop een beeltenis van Maria met kind en de oproep: bid voor ons.

In de centrale gang liggen mooie tegels. Niet in cement gelegd, maar gewoon op het zand. ‘Ze nemen meer warmte op dan cement,’ weet eigenaar Joop te melden.
Aan de linkerzijde is de eerste kamer nu weliswaar in gebruik als kantoor, maar het ademt nog geheel de sfeer uit van de vroegere pastoors die hier de bruidjes en communicanten ontvingen. Hier werd ook het spek in ontvangst genomen en de misintenties bijgeschreven.
Aan de andere kant van de gang een dubbele huiskamer, die ooit in het midden gescheiden was met een dubbele deur. Voor het gemak is de dubbele deur verwijderd, maar deze zou zo terug kunnen. De deuren naar de gang zijn al zo’n 180 jaar dezelfde en ook de luiken aan zowel binnen als buitenzijde zijn nog origineel. De bewoners sluit ze nog elke avond, om zo het gemis aan dubbele beglazing te compenseren. Enkele van de vensterramen aan de staatzijde hebben een bobbelige structuur, waardoor te zien is dat ze nog handgeblazen zijn.
Aan de achterzijde is de tuin verkleind toen het pand 25 jaar terug als particuliere woning in gebruik werd genomen. De 2,5 meter hoge beukenhaag ademt echter wel de sfeer uit die bij het gebouw past.
Weer aan de overzijde van de gang komen we in de oorspronkelijke keuken. Het is hier dat er een geheime ingang is naar een eenpersoons schuilplaats. Om die te bereiken moet de oven naar voren geschoven worden. Daarachter bevindt zich een ruimte van ongeveer één meter breed, over de hele lengte van de keuken. Via een smal trapje is een ruimte voor een eenpersoons bed te bereiken.
De eigenaar kan de reden voor de aanleg van deze schuilplek niet verklaren. Van een wereldoorlog had men in 1840 nog nooit gehoord. Wellicht lagen de overheersingen door de Spanjaarden en later de Fransen nog vers in het geheugen bij de bouw van het pand. Het prachtige Duits-blauwe servies in de open keukenkast is minder oud dan het gebouw, maar het past wel goed bij de sfeer ervan. De schouw in de keuken is nog origineel uit 1840 en ook hier in de keuken weer de typische tegels, in zand gelegd.
Vanuit de keuken is ook de ingang naar de kelder. Via een brede gemetselde trap kom je in een ruimte die Middeleeuws aandoet. Een brede wijnkelder verraad de voorliefde van de pastoors voor deze fruitige drank en er is een aparte opening voor de aardappelkelder.
 
Via de keuken is de doorgang naar het bijgebouw, waar je een keuken aantreft die omstreeks 1920 aangelegd werd. Een terrazzo vloer en granieten aanrecht, die overigens opvallend laag is. Via een gang, waarin zich de spekkasten bevinden, bereik je de was- en sanitaire voorzieningen. Omdat er in de kerk verder geen toiletten waren, sluit de bewoner niet uit dat er een hele generatie kerkgangers gebruik van gemaakt heeft.
Aan de voorzijde in het bijgebouw is een kamer die meer dan een eeuw lang het laatste voorportaal naar de kerk vormde. Met enige fantasie adem je hier nog de geur van de kazuifel, de wierook en de miswijn in. Aan de buitenzijde van deze ruimte is een muurschildering, die ooit door een onderduiker aangebracht werd. Het kunstwerk was aan de binnenzijde van het gebouw toen het gemaakt werd, maar door ontkoppeling van de kerk werd de muur een buitenmuur: het is funest voor het werk, waardoor het steeds minder zichtbaar wordt.
Via een trap bereiken we een bijzonder ruim portaal op de eerste verdieping. De ruimte is 9 x 4 meter en ingericht als een huiskamer. Hier was het domein van de kapelaans en de pastoorsmeiden. Wat er in de vier kamertjes links en rechts van het portaal gebeurde, kan iedereen zelf invullen. Tegen de wand staat een brede kast met anderhalve meter brede laden, waarin de pastoorsgewaden bewaard werden. Uit het plafond hangt een touw waarmee de klokken boven het gebouw bediend kunnen worden.
Via een van de vier kamers is een smalle zoldertrap te bereiken. De tweede zolder gaat over het gehele gebouw. Tegen het dakbeschot laat afbladderend stucwerk de bedekking onder de pannen zien: stro. De zolder werd in de Hulselse volksmond de kalkoenzolder genoemd: naar de huisdieren van de laatste pastoor. Als de boeren hem wat minder spek brachten, moest hij ook te eten hebben!
De pastorie in Hulsel. ‘Ik voel met niet meer dan een tijdelijk bewaarder van dit erfgoed,’ weet de huidige bewoner te melden. ‘Het gebouw is op dit moment een beeldbepalend monument en er loopt onderzoek of het een rijksmonument kan worden. Wij zagen het gebouw al een jaar voordat het te koop kwam en hoefden dan ook niet lang na te denken toen het zover was. In de 25 jaar dat ik het bewoon, heb ik wel afscheid moeten nemen van vier monumentale beuken voor het pand: die waren helaas ziek geworden en moesten gerooid worden.’

de ingang van de verborgen ruimte