Piet-Hoek-Vosters werkte tot zijn 77-ste

 november 2009
Kent u ze nog?
‘Efkes buurte’
 
In deze rubriek in Steen voor Steen komt een van de oudste inwoners aan bod. Harrie Wenting gaat op bezoek op plaatsen waar de koffie al klaar staat nog voordat je er goed en wel zit. ‘Efkes buurte’ is vooral terug kijken naar vroeger. Graven in de herinneringen levert vrijwel altijd nog leuke details op. Wie kent ze nog, waar kwamen ze vandaan en wie vertelt later nog hun verhaal?
 
‘Tegenwoordig staan de kranten vol van om op je 67-ste met pensioen te gaan. Bijna niemand kan zich voorstellen dat hij het zo lang vol houdt. Ik werkte tot mijn 77-ste en als een hartoperatie me niet tegen gehouden had zat ik nu nog op een bulldozer. Het geheim van zo lang aan de gang blijven? Zoek werk dat je zo leuk vindt, zodat het ook je hobby kan zijn.’
 
Voor Piet Vosters (82) kent het leven weinig geheimen meer. Hij maakte het samen met zijn Jaan allemaal al mee maar in het uitstellen van zijn pensioenleeftijd was hij wel uniek. Werken betekende voor hem vooral het bulldozerwerk dat hij 54(!) jaar deed. 54 jaar terwijl hij toch het grootste deel van die tijd daarlangs zijn boerderij runde. In die 54 jaar legde hij ontelbaar vele kilometers af met de grote rupsbanden van zijn machines en hij reed tot aan de Franse grens om grond te vinden dat ‘geef’ geschoven moest worden. Zijn specialiteit daarbij was ‘op het oog’ de zaak vlak leggen met een miniem afschot om het water nog af te laten lopen.
 
Van veel markten thuis
 
Maar wie denkt dat Piet op de bulldozer of tussen de koeien geboren is heeft het wel mis want hij was in zijn leven ook nog aan het werk op de sigarenfabriek en als herder. ‘Ja, als je het zo beziet dan heb ik mijn werkzame leven goed benut,’ lacht hij. Dat lachen is hij nooit verleerd. Hij houdt van een grapje en ook al levert hij nu aan vitaliteit in: vanaf zijn positie voor de geraniums ziet hij nog veel van het leven. Hij kijkt elke morgen uit naar de zusters die hem thuis komen verzorgen en als zijn Jaan een kopje thee voor hem neerzet is hij altijd meer dan dankbaar.
‘Er zijn er niet veel die een straat naar zich vernoemd hebben gekregen,’ grijnst hij als we op bezoek komen. Den Hoek blijkt het kleine Reusels straatje te zijn vlak voor De Klok en tankstation Den Hoek. Daar stond de boerderij van Fransus Vosters (1886-1974) en Truus Vosters-van Gompel (1888-1968). Hoe ze aan hun binaam kwamen weet Piet niet maar waarschijnlijk zal een van de voorvaderen wel ergens op een hoek gewoond hebben veronderstelt hij.
Fransus en Truus boerden zoals veel Kempenaren in die tijd dat deden met zes koeien, twee varkens, enkele kippen en een kudde schapen. Piet was de twaalfde in de rij van 15 kinderen en hij vroeg zich af wat er voor hem nog weggelegd was, toen een van z’n broers al voorbestemd was om de boerderij over te nemen. ‘De eerste dag nadat ik van school kwam wist ik het al: het werden de schapen,’ zegt hij. ‘Ik was veertien jaar en kreeg als taak om met de schaapskudde op weg te gaan. Ik moest ermee naar de Belevensche heide en kreeg een hond mee om ze bijeen te houden. Ik was daar hele dagen alleen maar het verveelde geen moment. Ik merkte al snel dat je bij een kudde schapen vooral je rust moet bewaren, anders kun je ze niet bij elkaar houden. Als je goed om je heen keek zag je veel van de natuur, ik kwam ook wel eens een konijntje tegen. Soms gebeurde het dat ons moeder zei: ‘Piet we hebben voor vanavond nog niets in de pot.’ Dan knipoogde ze een keer en dan wist ik wat van me verwacht werd. Ik had de hond zo afgericht dat we dan ‘s avonds een konijn in de pot hadden liggen.
Dat moest dan Oppasser Antonis niet merken maar als hij wel eens wat zag dan wilde hij ook nog wel een oogje dicht knijpen. Hij was tenslotte onze buurman….
In het weekend was de enige ontspanning met de kapelaan naar de bossen waar we vlagveroveren deden. Als het slecht weer was zaten we met vrienden ni het patronaat.’
Na twee jaar schapen hoeden kwam er een einde aan het luizenleventje en moest ik mee de boer op, ik werd een jaar lang als boerenknecht ingezet. Daarna kreeg ik te horen dat ze vlakbij ons op de Karel I fabrieken een stoker nodig hadden. Het was een speciaal baantje want er waren tientallen sigarenmakers maar er was maar één stoker. Er was maar één nadeel aan: de fabriek moest warm zijn als de sigarenmakers begonnen. Daarom moest ik s morgens om vier uur al beginnen. Overdag hebben ze me ook nog geleerd om bosjes te maken maar ik had al gauw door dat daar mijn hart niet lag.
 
Deerne
 
Waar zijn hart wel sneller van ging kloppen dat had hij intussen wel gemerkt. Aan de andere kant van de Karel I woonde de familie Huijbregts en dochter Jaan moest s avonds vaak een van de oppasmeisjes naar de grens brengen. Piet zag ze vaak langs komen en hij keek haar dan met grote ogen na. Stukje bij beetje durfde hij ze langer na te kijken en toen ze een keer naar hem terug zwaaide wist hij dat het goed zat.
Intussen had hij een ander baantje gekregen: bij de Bata in Best waar hij met de bus naar toe ging. Hij moest er schoenenzolen maken maar verafschuwde dat vanaf de eerste dag. Het was in deze dagen dat hij terug dacht aan dat vrije gevoel op de heide als hij met zijn kudde ronddwaalde. Als hij de grond om zich heen bekeek, het gevoel alleen op de wereld te zijn met de stilte als bondgenoot.
Toen Pietje Lauwers hem benaderde of hij iets voelde voor een baantje als chauffeur op een bulldozer hoefde hij niet lang na te denken. Nog voor hij goed wist wat het inhield zei hij ‘ja’. Hij hoopte  weer één te zijn met de grond om hem heen, alleen met het landschap.
‘Maar op weg naar huis kreeg ik promotie bij Bata aangeboden, ik kon er zelfs een huis krijgen,’ zegt hij met twinkelende oogjes. ‘Ik kon toen zeggen: ik blijf niet, ook al krijg ik er twee huizen bij.
Toen ik voor het eerst met Lauwers in Spoordonk bij de bulldozer aankwam moest ik wel even slikken. Ik kreeg vijf minuten uitleg hoe die grote machine werkte en moest er toen alleen mee verder. We moesten met de rupsbanden ploegen en schijf-eggen.’
Samen met Pietje Lauwers moest hij een kostadres zoeken. Ze kwamen bij een zekere Huijbregts maar die had maar één bed staan. ‘Geen nood,’ zei Piet Lauwers. ’We werken toch 24 uur door met één machine, als de een werkt kan de ander slapen.’
Zo begon Piet daar, voor 50 gulden in de week, voor die tijd een behoorlijk salaris.
 
‘Nadat ik mijn eerste loon gebeurd had ging ik opgewekt naar Jaan en zei: ‘Jaan we gaan trouwen want er verdiend niemand zoveel als Piet Hoek.’
Piet had zijn ogen niet in zijn zak en behalve dat ze bij de Huijbregtsen dubbel zoveel koeien hadden, hadden ze ook meerdere boerderijen. Een daarvan stond aan de neterselsedijk in Lage Mierde. Piet en Jaan lieten bij pa Huijbregts merken daar wel wat voor te voelen maar er zat een huurder in die er nog niet uit wou. Uiteindelijk duurde het nog zes jaar en besloten Piet en Jaan in 1951 eerst elders te gaan wonen. Zo werden hun eerste kinderen Toos en Frans in Reusel geboren.
 
Lage Mierde
 
‘De eerste drie jaar huurde ik de boerderij van mijn schoonvader, daarna kreeg ik hem in eigendom,’ vertelt hij. We begonnen er met één koe maar die ging nog in het eerste jaar dood, toen stonden we weer met lege handen. Ik was in die tijd blij dat ik het bulldozerwerk had, ook al lag dat in de wintertijd vaak enkele maanden stil.’
De veestapel werd in de loop der jaren uitgebreid, eerst naar acht koeien, tot er begin jaren zestig een voorlichter kwam die het over 31 koeien had. Piet daarover: ‘we wisten niet wat we hoorden. Ineens vier keer zo groot, waar moest dat naar toe. Maar goed, inmiddels hadden we meer kinderen en iedereen werd aangespoord om mee te helpen, de meisjes net zo goed als de jongens. Ze moesten om beurten een week melken, meestal samen met moeder want ik was dan al vroeg naar de bulldozer.
 
Na tien jaar als knecht op de grote machine te hebben gezeten kocht hij er eentje voor zichzelf. Hij nam opdrachten aan voor de gemeente Eindhoven en had er veel werk in Acht op de uitbreiding en de vuilnisbelt. ‘Er was werk genoeg in die tijd, je moest alleen niet flauw zijn om een uur meer of minder te werken.’
Na de eerste twee kinderen volgden er nog Truus, Martin, Simon en Piet. Ook toen de kinderen het huis uit vlogen bleef hij op dezelfde voet verder gaan. Omdat met de kinderen ook de melkers wegvielen besloot hij de koeien op te ruimen, tot zijn jongste zoon in 1980 hierop terug kwam: hij wou het graag voortzetten. De koeien keerden terug en Piet ging weer elke ochtend met vier boterhammen onder zijn arm naar zijn bulldozer. Hij kreeg veel werk in België waar hij tot aan de Franse grens zijn werk had. Als het erg druk was bleef hij ook s nachts weg, dan ging hij tijdelijk ergens in de kost.
De zaken gingen goed en hij kocht meer machines, op het hoogtepunt had hij er vier lopen, met drie knechts in dienst.
‘Toch was ik altijd weer blij als ik de Roelofshoeve aan de Neterselsedijk weer in het vizier kreeg. Ons Jaan was er altijd en als ik thuis was trok ik gewoon een andere overall aan en ging meteen de stallen in. Samen werkten we dan tot het klaar was.
Nee, werken heb ik nooit als straf ervaren. Toen thuis op de boerderij onze Piet alles zelf kon doen hoefde ik me alleen op het bulldozerwerk te concentreren. Ik bleef het prachtig vinden. Overal waar ik arriveerde was een ongeordend land, vaak veel wateroverlast. Als ik dan enkele dagen in de weer was zag ik de ordening terug keren. Sloten weren netjes aangeschoven, diepe hoeken in het landschap opgevuld en alles vlak. Maar altijd zo dat het water goed weg liep. Oké, het was ook wel eens regenachtig weer, dan gingen de rupsbanden decimeters door de modder. Maar altijd kwam er dan ook weer de zonneschijn.
Ook na mijn 65-ste zag ik geen enkele reden om bij ons Jaan achter de geraniums te gaan zitten. Ik bleef gewoon doen wat ik leuk vond, dag in dag uit, soms wel zes dagen per week.’
 
Maar aan alles komt een eind, ook aan het geknoeper van Piet Hoek.
Op zijn 77-ste kreeg hij een stevige waarschuwing van zijn eigen hart. Een grote operatie met diverse nieuwe kleppen en omleidingen bracht redding, ook al hing zijn leven een tijd aan een zijden draad: hij lag wekenlang in coma.
‘Toen ik wakker werd heb ik het nog éénmaal geprobeerd maar toen kon ik echt niet meer op de machine klauteren. Toen heb ik het er maar bij gelaten,’ grijnst hij. Omdat ook zijn vrouw dezelfde kwaal trof besloten ze samen om het nu maar echt rustiger aan te gaan doen. Ze keken uit naar een terugkeer naar Reusel en daar hebben ze inmiddels een huisje gekocht.
In zijn makkelijke stoel voor het raam denkt hij daar nu weer terug over het leven. Aan alles wat dat leven hem bracht: een schare kinderen en kleinkinderen, het eerste achterkleinkind is op komst.
Samen met Jaan zag hij ook vreselijke dingen gebeuren, zo gaven ze twee kleinkinderen en onlangs een schoonzoon af. ‘Ja. Zegt hij. Dat zijn dingen die heb je niet in de hand. Dan besef je weer hoe zuinig je op elkaar moet zijn.’
Soms komen zijn vrienden van weleer nog wel eens langs. Mannen als Thieu Swijen, Janus verhagen, Jan Adams en Harrie van de Borne.
Samen hebben met zijn Jaan heeft hij al met al vrede met het leven dat hij geleefd heeft en de keuzes die ze samen maakten. Jaan geeft prijs dat ze soms wel bezorgd is om Piet nu die weer alleen is of om Martin omdat die ziek is.
Piet zucht dan een keer en kijkt dan even naar buiten waar een meesje op een paal een vrucht leeg pikt. soms is het goed om even je ogen dicht te doen, dan komt als vanzelf weer het beeld van de wijde omgeving voorbij. De stille heide, de te verschuiven grond. Ja, eigenlijk is het leven ook weer kort en betrekkelijk beseft hij dan.
Jaan en Piet Vosters, in Reusel en Lage Mierde kent iedereen hen als Jan en Piet Hoek. Hun gouden bruiloft vierden ze al acht jaar terug, het was een ongekend hoogtepunt voor hen. Nu vinden ze het leuk om ook hun eigen geschiedenis nog een keer terug te lezen.