De man met de dikste vingers en het kleinste hart

februari 2009

Tinus Tuut en de Tinus Tuut trofee
 
Trompetter Kempenland dec 2009
Hij is 59 en zijn mond staat nooit stil. Altijd die uitbundige lach. Geef hem een muntstuk van twee euro en hij laat er meteen zijn ring in verdwijnen. Het leverde hem al veel gewonnen weddenschappen op. Vraag je in Reusel naar Martin Dirkx, dan haalt iedereen de schouders op. Vraag je naar Tinus Tuut dan kent iedereen hem. Tinus Tuut kent zelf ook iedereen. Hij is de man die de Reuselse supercup van het buurtvoetbal naar zich genoemd weet, maar ook de man die het grootst denkbare liefdesverdriet te dragen heeft.
Zijn grote handen, zijn brede torso en zijn gulle lach kunnen niet verbloemen dat er een gevoelig hart klopt. Toen zijn grote liefde hem verliet verscheurde hij met zijn blote handen alle fotoalbums waarin ze voor kwam.
 
Toen Arnoldus Dirkx en Marie Nijhof hun vijfde kind in hun armen sloten was de Turnhoutseweg in Reusel nog de weg van boeren en sigarenmakers. De fraters domineerden het onderwijs en zij probeerden van de kleine Tinus een student te maken. Tevergeefs. Na één jaar ambachtsschool hield hij het al voor gezien, studeren was niet zijn ding.
‘Ik meldde me vrijdags bij de ploegenfabriek van Imants aan. Ik was veertien en kon die maandag al beginnen.’
Tinus Tuut kan verhalen vertellen en met zijn verhalen kan hij mensen vermaken. De verhalen over Tinus Tuut zijn vaak nog smeuïger en worden aan de bar doorverteld. Hij is zelf altijd in voor een geintje en kan altijd met de gein van anderen lachen. Lachen zoals alleen hij dat kan. Een harde, bulderende lach. Joviaal, spontaan en altijd vanuit een goed hart. Tinus Tuut heeft vooral een goed hart. Maar hoe kon dit hart toch breken?
 
Gebroken hart
 
Ik kwam al van jongsaf in de Red Coral, daar bij Wietje Kaat had ik meteen achter de klapdeur een vaste plek. Nu al 45 jaar. Daar zag ik haar. Ik zei ‘Wietje, geef die meid een pint.’
‘Wij hoeven van Tinus Tuut geen pint,’ antwoordde ze. Dat antwoord had ik niet verwacht en we raakten daadoor toch aan de praat. Die avond bracht ze me thuis. En wat er dan gebeurd…ja, wat moet ik daarvan zeggen.
Ik was 34, andere zeiden dat ik verliefd was. Ik weet het niet zeker, achteraf kan ik wel zeggen dat ik gek was. Maar goed, ik leefde wel op een roze wolk. Ze heette Mieke en ze had al drie kinderen uit een eerder huwelijk.’
Als Tinus over zichzelf praat heeft hij een harde stem en joviale lach. Hij gooit er de ene na de andere grap uit maar als het over zijn liefde en zijn liefdesverdriet gaat daalt zijn stem. Dan pinkt hij even aan zijn ogen. Het slijt niet, het blijft pijn doen.
‘We hadden het goed, ik had een eigen huis in Reusel maar ze wilde in Bladel wonen. Goed, ik met haar en haar kinderen naar Bladel. Het waren drie schatten van kinderen, ik voelde me vader, ja zelfs koning in die tijd.Maar na enkele jaren ging ze steeds vaker op vakantie. Ze had dat nodig zei ze. Dan bleef ze steeds langer weg en als ik op mijn bankrekening keek schrok ik me een bult. In het begin hadden we echt nog getwijfeld aan een kind van ons samen. Ik moet daar nu niet meer aan denken.’ En weer daalt zijn stem. Zijn kin gaat even op zijn samengebalde handen. De emotie stijgt naar zijn hoofd en kleurt mee.
‘We vierden zelfs onze koperen bruiloft maar toen was het al op zijn retour. Toen ze weg ging schraapte ze alles mee, zelfs mijn trouwring. Ja echt, de trouwring die om een twee euro muntstuk past, de trouwring die bij de Red Coral van hand tot hand ging. Ik zou niet weten waarom ze die ook mee nam.’
Tinus bleef achter, met een geroken hart maar wat nog erger was: met een geplunderde rekening. Tot overmaat van ramp eiste ze ook nog de helft van zijn huis op.
‘Ik was bang,’ erkent hij. ‘Bang maar ook kwaad. Verschrikkelijk kwaad. Ik heb eigenhandig dit huis gebouwd. Elke steen heb ik in mijn handen gehad en het is mijn trots. Uiteindelijk kon ik met de nodige hulp mijn huis behouden maar deze wond heelt nooit.’
Toch heeft hij iets moois over gehouden aan zijn avontuur met Mieke, als hij naar de foto’s van de kinderen en kleinkinderen kijkt zegt dat genoeg. ‘Ik heb met haar drie kinderen een goed contact, ze noemen mij vader en hun kinderen noemen mij zelfs opa. Opa Tinus. Het zijn mijn oogappeltjes, zij hebben mij er doorheen gesleept.
 
Kolen
 
Met Tinus in gesprek is het altijd lachen en de sappige verhalen zijn er gewoon. ‘Met Reusel kermis stopte een vrachtwagen met kolen bij het stoplicht. De klep ging open en de steenkool lag op straat. O, wat hadden we een lol. De agent die kwam kijken had een witte blouse aan, ik leidde hem maar de andere kant op. Toen hij thuis kwam zag zijn vrouw een zwarte hand op zijn schouder. Een hand als een kolenschop. Nee, niemand wist wie er wat gedaan had…’
Tinus was ook altijd de man van de ideeën. De meest maffe ideeën. ‘We richtten de zultclub op, natuurlijk vond de bestuursvergadering plaats aan de bar bij de Red Coral. Toen Cor Pee (v Limpt) trouwde regelde ik namens de zultclub een bakfiets en fietste hen helemaal van Bladel naar Reusel. Man wat was ik kapot, maar wat hadden we een lol. Toen mijn maat Sus Teut in het huwelijksbootje stapte regelde ik twee kruiwagens en we reden hem zo met zijn bruid van de kerk naar de kroeg.‘
 
In het dagelijkse leven is Tinus Opperman in de bouw, nu al 41 jaar. Hij staat erom bekend dat hij de enige is die vier bakstenen met één hand van de grond kan tillen. ‘probeer het maar eens,’ nodigt hij uit.
Hij hoopt nog een jaar of drie te kunnen werken, moet er niet aan denken dat hij dan achter de geraniums terecht komt. ‘Ik kan niet stilzitten,’ zegt hij. ‘Vorig jaar had ik een ongeval, ik had mijn nek gebroken en het leek erop dat ik in een rolstoel zou belanden. Maar dan kennen ze Tinus Tuut nog niet. Ik heb me er doorheen geknokt en zie, ik kan alles weer. Afgelopen jaar had ik het ook een keer aan mijn hart. Nee, dit keer had het niets met de liefde te maken. Ik heb geen dag gemist op mijn werk maar zat toch wel even in de piepzak.
 
TinusTuut, de man met de kolenschoppen. Hij bedacht zelf de vorm van de Tinus Tuut trofee. Een knuist zoals niemand die heeft met de duim omhoog. Dat is typisch Tinus, zoals iedereen hem kent. Hij is al dertig jaar scheidsrechter bij het buurtvoetbal maar deelde nog nooit een gele of rode kaart uit. ‘Vóór de wedstrijd spreek ik ze allemaal toe. Dan zeg ik <I>Manne ge houdt oe gemak want anders vliegde er zo af<I>. Als ik ze dan ook nog eens doordringend aankijk dan werkt dat altijd,’ verklapt hij.
Ja dat voetbal. Hij is al dertig jaar lang de verkoper van de toegangsbewijzen van Reusel-sport en mist geen enkele wedstrijd van het eerste elftal. Het kan niemand ontgaan als hij langs de lijn staat want met zijn stem haalt hij makkelijk de andere kant van het veld. Ook dat is Tinus.
Maar op woensdagavond klinkt zijn stem weer heel zacht. Als hij zijn 93-jarige moeder opzoekt in het verpleegtehuis. Ze kent hem niet meer maar met zijn lippen vlak bij haar oor vertelt hij haar verhaaltjes. Verhaaltjes zoals iedereen ze kent maar zoals alleen hij ze kan vertellen.
Hij leeft nu zijn leven alleen, gelukkig nog steeds in zijn eigen woning. Of er ooit nog een vogeltje zijn woning binnen vliegt?
‘Ik sluit niets uit,’ zegt hij. ‘Maar als dat zo is dan doe ik het wel anders dan de vorige keer. Je moet gewoon wat afstand houden om jezelf te beschermen.’
Het zijn wijze woorden.
Als hij ziet dat het buiten regent denkt hij weer aan de tijd dat hij met zijn maten een knaak per week uitlegde om voor de gehandicapten in het dorp iets te organiseren. Het was een van zijn spontane ideeën zoals hij die altijd had.
Elke vrijdagmiddag begroet hij persoonlijk de marktlieden op de Reuselse markt als hij na zijn werk zijn rondje maakt. Tinus Tuut kent iedereen.
En in Reusel kent iedereen Tinus Tuut