Goud delven in Lage Mierde (2)

Augustus 2020


de plek waar de schat gevonden werd ligt zo n 20 meter van het oude pand Lindenhof

Vorige week besteedden we aandacht aan de goudschat die in 1883 gevonden werd in de nabijheid van wat nu Lindenhof in Lage Mierde is. In dit vervolg zoemen we met behulp van de heemkunde verder in op de details. En zoals zo vaak: nieuwe informatie leidt weer tot bijgestelde inzichten!
Nog geen Gouddelvers gespot
Om niet al te veel speculaties in de hand te werken, gaan we allereerst op zoek naar de exacte plek van de vindplaats van de schat aan de Hoosemanstraat in Lage Mierde. Met aanwijzingen van Riny Rovers en Martin van Gisbergen van Heemkundegroep De Mierden en nog een alleraardigste buurtbewoner, gaan we op pad.
Riny heeft vooraf de kadastrale kaart van 1832 gestuurd, wat een beeld geeft van de situatie op het moment dat pastoor Dockx de tinnen kan met goud in 1830 verstopte.
De locatie van de pastorie is daarbij van cruciaal belang, volgens Riny. Lage Mierde heeft op dit moment (2020) weliswaar een ‘oude’ pastorie aan het dorpsplein, maar deze werd pas in 1905 daar gebouwd. Daarvoor stond er een aan de Vestweg, maar nog dáárvoor stond de lokale pastorie aan wat nu de Hoosemanstraat is. Langs deze pastorie stond een schop (schuurtje) dat door de gemeente in 1883 aangekocht werd om daar een nieuwe school met overdekte speelplaats te kunnen bouwen. Bij het opgraven van de fundamenten stuitte Jan Driessen hier op de goudschat.
Ik parkeer mijn auto op het Dorpsplein in Lage Mierde, tussen de twee voormalige gemeentehuizen die er nog staan in. Het ene was tot 1980 in gebruik en het andere tot 1996, toen door samenvoeging met Reusel de gemeentelijke werkers uit het dorp verdwenen. Ik steek de weg over en loop zo de Hoosemanstraat in. Aan mijn linkerhand is een klein parkeerpleintje en na twintig meter staat een burgerwoning. Voor zover ik het nu na kan gaan stond op de plek van de burgerwoning de pastorie en midden op de weg waar ik nu loop, de oude schop. Volgens Martin van Gisbergen moet ik nu op zoek naar het monument van Lies Stokkermans, ‘De kerkgangers’. Op aanwijzen van de buurtbewoner die mij helpt zoeken, heb ik die snel gevonden: dit moet de exacte vindplaats zijn.
Ik ga op de bewuste plek staan en laat het even op mij inwerken. Wat moet Jan Driessen gevoeld hebben toen hij hier op de schat stuitte? Had hij als voormalig goudzoeker meteen in de gaten dat dit iets groots kon zijn? Was hij meteen alert om zijn collega’s op afstand te houden waardoor hij later als enige (succesvol) aanspraak op de inhoud kon maken? (Althans de helft want de gemeente kreeg als grondeigenaar de andere helft).
Op twintig meter afstand zie ik de eerste muur van het huidige Lindenhof staan. Toen pastoor Dockx in 1830 aan het graven was, stond die muur er nog niet. Voor hem was de pastorie met daarlangs de stallen, de realiteit. Maar de cruciale vraag is én blijft: stopte hij de goudstukken uit de schat in één kan onder de grond of is er nog een tweede partij? Alle onderzoekers die zich er nadien in verdiept hebben zijn uit blijven gaan van één schat op één plek. Maar inmiddels weten we ook dat een tunnelvisie je kan verblinden. Pastoor Dockx had de zilveren stukken uit de totale schat ook al apart verstopt in twee partijen, (deze werden al spoedig na zijn dood terug gevonden).
De schat
De gevonden 863 goudstukken die de schat vormde, bestond uit:
1 dubbele dukaat, 596 enkele dukaten, 50 rijders, 25 halve rijders (a 748,- nu), 10 dubbele Louison d’or,  73 enkele Louison d’or (a 400-1200,- nu), 24 dubbele hongaarse munten Margharetha
48 enkele Hongaarse munten Margaretha, 36 munten van onbekende herkomst uit meerdere landen
Na de vondst werd de bouw van de school even stil gelegd, dat zal niemand verbazen. Burgemeester Jockin stuurde meteen een brief naar de provincie en kreeg als reactie het verzoek om de schat maar meteen naar Den Bosch te brengen, om hem daar te bewaren. Maar dat vonden ze in Lage Mierde niet zo’n goed idee.
De Postelse witheren meenden nog recht te hebben op de schat, maar uiteindelijk werd het een deal tussen gemeente en Driessen die samen de buit deelden. Verder speurend ontdekte ik dat er nog andere gemeenteljjke arbeiders in de buurt waren geweest. Waren zij als team aan het werk en mochten zij ook meedelen in de schat? Er werden door de gemeente Hooge en Lage Mierde rechtszaken gevoerd om ook de andere gemeentearbeiders mee te laten delen, maar Driessen trok in eerste, maar ook in tweede instantie aan het langste eind, waardoor de gemeente de hele proceskosten mocht betalen, toen al een kleine duizend gulden.
Het monument De Kerkgangers zal er voorlopig wel blijven staan, waardoor de vindplaats herinnerd blijft, al is het zoeken naar een aanduiding van de gevonden goudschat ter plaatse. Maar de muur en verder ook het pand van Lindenhof gaan begin volgend jaar helemaal plat, waardoor er weer (voor even) hetzelfde uitzicht ontstaat dat pastoor Dockx in 1830 had.
Enkel de grote oude lindenboom aan de kant van de Berkenhof zal dan blijven staan. Als deze boom kon spreken zou hij meteen alle geheimen bloot kunnen leggen.