Een jaar Corona
Jo van Eekelen hoopt weer snel mensen te ontmoeten

Maart 2021


Jo van Eekelen kan nog genieten van de kleine dingen


In de maand maart van het vorig jaar kregen we te maken met een fenomeen dat niemand van ons nog kende. Corona was een nieuw woord en er kwamen meteen meer nieuwe woorden. Wat te denken van (intelligente) lockdown, coronateststraat of vaccinatie strategie? Wat het op internationaal en landelijk niveau doet kunnen we elke dag zien op tv en lezen in de dagbladen. Maar wat doet het met de mensen bij ons op de hoek? We schoven aan bij een aantal van deze mensen die nog midden in de samenleving staan, maar die wel een heel jaar lang elke dag geconfronteerd worden met de gevolgen van de corona pandemie.
Esbekenaar Jo van Eekelen (85) noemt het niet ontmoeten van de mensen uit zijn sociale omgeving het grootste gemis. Maar zijn huisje aan de Dorpsstraat in Esbeek, ademt nog wel steeds de sfeer van huisje weltevree uit. Deze krasse knar die nog elke dag zelf zijn potje kookt en onlangs zijn rijbewijs weer met vijf jaar verlengd zag, weert zich nog kranig.
Bij de voordeur heeft hij twee bellen, zodat hij er altijd minstens een hoort. Vanuit zijn keukenraam kan hij naar buiten kijken om te zien wie er aan de voordeur staat, volgens deze senior geen overbodige luxe met al het nieuws over criminaliteit waar ouderen de dupe van kunnen worden.
Als je bij hem over de vloer komt kijkt Roots vanuit zijn mandje naar de bezoeker. De Springer spaniel is al dertien jaar zijn grote vriend en nog voordat Jo beweegt weet de hond al wat het baasje gaat doen.
In de keuken – alles spik en span – ademt de granieten aanrecht iets uit van weleer. Alles in zijn huis heeft duidelijk zijn plekje en vanaf een prikbord achter hem kijken twee personen over zijn schouder mee. Allereerst Neeltje, zijn vrouw die hij drie en twintig jaar terug verloor, maar ook zijn zoon William die hij twee jaar terug verloor. Als het daar in het gesprek met hem over gaat, valt het even stil en moet hij enkele keren slikken.
“Ja, een jaar Corona, wat zal ik ervan zeggen,” trapt hij af. “Ik ben er niet ziek van geweest en heb het zelf niet onder de leden gehad. Daarnaast ben ik al gevaccineerd waardoor de kans om het nog te krijgen zeer gering is. Maar ja, enkele jaren terug toen er Q-koorts heerste bleven de meesten mensen er ook van gespaard, maar ik heb het zelf wel onder de leden gehad. Daardoor weet ik dat je een ziekte die overdraagbaar is niet moet onderschatten.”
Als Jo teruggaat naar een jaar terug, dan zijn het herkenbare uitspraken die hij doet. Net als de meeste andere Nederlanders liet hij het op zich afkomen. Toen zijn kinderen hem afraadden om nog zelf boodschappen te doen deden zij dat voor hem, maar hij is er ook eerlijk over dat hij er af en toe toch nog tussenuit piepte om zelf wat te halen. “Kijk, mijn auto staat voor de deur, het is mijn verbinding met de buitenwereld. Maar ik let altijd wel goed op. Ik had veel vaste koffieadresjes, veelal bij familie, maar die zijn meteen geschrapt. Die mis ik nog het allermeest. Er is daardoor wel ineens een jaar van mijn leven weg zonder dat ik veel dingen met anderen heb kunnen bespreken. Voor iemand die jong is, is dat volgens mij minder erg want die heeft nog vele jaren om dat in te halen. Maar voor mij is dat anders. Met mijn 85 jaar zit ik in het laatste stukje van mijn leven. Ik hoef daar niet omheen te draaien, veel mensen van mijn leeftijd en uit mijn omgeving zijn er al niet meer. We waren thuis met vijf kinderen en ik ben nog de enige die ervan over is. Ik moet echt elke dag benutten die ik nog heb, het kan zomaar gedaan zijn.”
Jo weet waarover hij het heeft want hij heeft al de nodige kwaaltjes doorgemaakt. Zo werd hij tweemaal aan zijn hart geopereerd en bij de laatste keer kwam hij tijdens de operatie zelfs bij uit de narcose (‘de wond werd mee cramme gedicht’). Een pacemakers waakt nu elke dag over zijn kloppende hart en elke dag krijgt hij iemand van de zorg over de vloer die samen met hem de dag opstart en af en toe komt er iemand langs om, zoals hij het zelf noemt ‘zijn bloed af te tappe’.
“Ik ben ook blij dat enkele van mijn kinderen dichtbij wonen,” zegt hij. “Ze helpen me bij klusjes in en om huis en mijn dochter doet de administratie, ook niet onbelangrijk.”
In zijn woning hangt ook nog een ingelijste foto van de vrachtwagen die hij vroeger als chauffeur reed.
“Ik ben van de generatie van het aanpakken wat je kon. Wij woonden vroeger in de Bloemenstraat in Hilvarenbeek, mijn vader had eigen auto’s waar hij voor anderen reed, maar hij overleed al op jonge leeftijd. Mijn moeder was op dat moment zelfs nog zwanger. Ik ben al vroeg gaan werken en heb dat altijd met veel plezier gedaan. In Esbeek heb ik samen met mijn vrouw jarenlang een frituur gerund, nu vind ik het best dat anderen dit soort werk doen. Ik heb mijn handen vol aan de dagelijkse dingen in huis. Maar ja, ik zou er onderhand wel graag eens uit willen. Ik heb me zo goed als mogelijk aan alle richtlijnen gehouden, maar geef ons asjeblieft deze zomer onze vrijheid en daardoor ons leven terug. Van mij mogen de beperkingen afgelopen zijn, liever vandaag nog dan morgen.”