‘Dromen zijn bedrog’, zong ooit iemand. Maar wat is een droom eigenlijk en wat gebeurd er? Waar komt deze onbestuurbare hersenactiviteit vandaan?
Ik probeer een tijd lang mijn dromen op te schrijven in de hoop er iets wijzer van te worden.

4 juni (2)

Ik kan beter stoppen

Er is een reorganisatie geweest en ik kan andere taken doen. Ik zie de personen lopen die nu mijn taken overgenomen hebben, maar ze doen andere dingen. In de kantine zitten ze bij elkaar te praten, verder zie ik er niet veel van. Ik ga kijken of ik me op een andere plek nuttig kan maken, maar daar heb ik ook niet dat gevoel.
Dan vraag ik me zomaar ineens af: wat zou er gebeuren als ik morgen niet meer kom, zonder dat vooraf met anderen te delen? Zouden ze het missen of merkt er niemand iets van?
Ik besluit het gewoon te doen, maar thuisblijven wil ik ook niet, daarom ga ik een eind wandelen. Ik loop langs de Neterselsedijk (waarom daar?) waar een boer met een enorme machine het land aan het bewerken is. Ik loop het land op om iets op te rapen, als er van de andere kant iemand op mij toekomt, volgens mij is het Paul. Hij roept van een afstand naar mij of ik toch met hem meega om nog wat werk te verrichten. ‘Even wachten,’ roep ik van een afstand want de grote machine neemt net een draai tussen mij en hem in. De machine wordt groter en groter en ik moet verder en verder achteruit. Op een gegeven moment zie ik Paul niet meer staan. Ik wil hem wel zien, maar het lukt gewoon niet.
Dan denk ik weer aan de reden dat ik hier ben. Het was toch mijn keus om dit te doen? Nou, dan zoeken ze het daar ook maar uit…


Nb
In de 44 jaar dat ik (in de zorg) met mensen werkte, maakte ik veel karakters mee. Managers, directeuren, het ene ego soms nog groter dan het andere. Maar ik maakte ook mensen mee die oog hadden voor de ander. Ik heb er altijd goed op gelet en getracht zelf het beste daaruit mee te nemen. Wat mij vooral bij bleef is de uitspraak van Henri, een van de eerdere bestuurders in de organisatie. ‘Mensen zijn het belangrijkste middel om de doelen te behalen.’ Ik merkte dat als je goed voor mensen zorgt, ze altijd serieus neemt en ze als gelijke behandelt, ze je zelden in de steek laten. De ideeën en intenties van organisaties om dingen te veranderen zijn vaak ontleent aan ervaringen elders, meestal erg ver weg zoals in de VS. Daar worden hele theorieën ontwikkeld hoe je mensen aan de lopende band sneller krijgt, daar worden vervolgens studies van gemaakt (bedrijfskunde) en uitgestrooid over de managers van Nederlandse zorgorganisaties. Behalve dat het klauwen met geld kost en erg veel (dure) tijd, brengt het zelden wat er beoogd was. Als men het simpel had gehouden en gewoon meer oog en vertrouwen had gehad in de medewerkers, had dat vaak meer opgeleverd. Soms vraag ik me af: wat is de drijfveer van ons mensen om altijd meer en groter te willen? Vaak verpakt onder worden zoals ‘meer kwaliteit’ worden zaken ook veel ingewikkelder, daar komt weer de aanname uit: hoe ingewikkelder hoe beter het wel zal zijn.
Maar ook hier geldt weer een aantal principes, daarom hier mijn persoonlijke tips voor iedereen in welke organisatie dan ook:

  1.  verlies de menselijke maat  nooit uit het oog.
  2. Stel jezelf niet boven de ander
  3. Stel vertrouwen in de ander (collega’s, medewerkers) en je krijgt veel terug
  4. Kijk bij veranderingen eerst naar het effect op de werkvloer
  5. Als je toch iets verandert: wees transparant over het waarom, vaak zijn er onderliggende doelen die niet gedeeld worden, maar die uiteindelijk wel de zaak vertroebelen)


NB 2
Na een dienstverband van 40 jaar bij dezelfde werkgever en 44 jaar in de zorg heb ik de keuze gemaakt om niet meer op dezelfde voet verder te gaan. Door een aantal reorganisatie in de organisatie waar ik werkte, had ik niet meer het gevoel serieus genomen te worden en nog wezenlijk iets bij te dragen. Ik had niet het gevoel dat mijn capaciteiten er optimaal benut worden.
Ik ga nu (en kan dat ook) keuzes maken waar ik me nog wel nuttig kan maken en waar ik het prettig vind om nog dingen te doen.
Bovenstaande geldt niet voor de directe collega’s op de werkvloer (die veelal zelf ook geen invloed hebben op en in de organisatie). Zij waren de prettige uitzondering en van hen kwam de spirit om in het klein wel leuke dingen te bedenken die iets bijdragen aan de kwaliteit van het leven.