November 2022

Jarenlang maakte Reuselnaar Harrie Coppens (74) fietsreizen over de hele wereld. Hij legde daarbij niet alleen vele kilometers af, maar verkende ook zijn grenzen. Door zijn avonturen te vertellen wilde hij graag anderen inspireren om dat ook te doen. Maar nu hij de gevreesde ziekte ALS onder de leden heeft, is terugkijken op die mooie reizen het enige wat hij nog kan doen. In een serie verhalen neemt hij de lezer mee terug naar zijn avonturen.

deel 25 Va Oeganda naar Tanzania, midden in Afrika


Samen met Ton, Frans en Roel vertrekken we om een volle maand door Oeganda, Kenia en Tanzania te fietsen. We landen in Entebbe en overnachten de eerste nacht in een hotel voor backpakkers. We hebben uitzicht op het Vicatoriameer, waar de rivier De Nijl aan zijn lange reis begint.
Als we de eerste dag langs die Nijl fietsen maak ik een foto van enkele aapjes, maar meteen wordt ik staande gehouden door de politie. Of ik de foto’s wil verwijderen. Wat blijkt? Op de achtergrond was een politiepost te zien, ik had deze tot dan niet eens opgemerkt!
Later die dag passeren we een plek waar in de open lucht een kerkdienst gehouden wordt, in die omgeving zetten we bij een hutje onze tenten op. Douchen kunnen we door een emmer koud water over je hoofd te gooien en het eten wordt verzorgd door Big Mama. Zij is zo enthousiast over het bezoek dat ze de lokale burgemeester inseint, een vrouw die even later ook een kijkje komt nemen.
We mogen afrekenen wat we willen en vervolgen onze weg. Langs de kant van de weg zien we een man achterstevoren op een fiets zitten, hij drijft een slijpsteen aan. Een groep kinderen die we willen fotograferen stuift uiteen als ze onze camera zien, maar als ze even alter de foto s zien die we tocht maken kraaien ze van plezier.
Bij de grens met Oeganda worden we nog even opgelicht door een man die beweert dat hij Frans zijn GPS heeft gevonden, we kunnen hem van hem terugkopen. We hebben het idee dat die GPS nooit uit zichzelf van de fiets kon vallen. Het is sowieso niet Frans zijn dag want als hij later in een jolige bui zijn telefoonnummer aan een vrouw geeft wordt hij dagen later nog door haar gebeld.
We passeren plaatsen waar iedereen maar wat in de buitenlucht rondhangt, maar ook plaatsen waar ijverig gewerkt wordt in kleine werkplaatsjes. Daar zien we steenbakkerijen en zelfs timmerlieden die doodskisten maken. Het wegdek varieert van mooi glad asfalt tot hobbelige keien. Af en toe lopen de dorpelingen met ons mee, soms vele kilometers aan één stuk. Ze vinden alles wat wij bij ons hebben erg interessant, vooral de gps-toestellen.
We fietsen verder en verder en krijgen ook de nodige politiecontroles. We kunnen na controle steeds doorrijden tot een agent naar ons fietsrijbewijs vraagt. Als we hem aankijken begint hij te lachen om zijn eigen grapje.
Kinderen roepen ons overal na ‘Howareyou?’ en we passeren wegen vol met stof en kuilen waar fietsen nauwelijks mogeljjk is. In het Crater Lake park mogen we met de fiets in, maar rijden meermalen lek door de doorns van de acacia’s We fietsen een moeder met vier kinderen voorbij die allen een grote kan water los op het hoofd dragen en we zien veel giraffen en zebra’s langs de weg lopen. Massai krijgers hoeden er geiten en zeboes. De krijgers zijn lang van stuk, hebben enorme gaten in hun oren en dragen rode gewaden. Met een jeep van een Masaai (die eigenaar blijkt te zijn van een heel dorp) gaan we naar een wildpark. We zien er duizenden flamingo’s in Amboseli Lake en zien de olifanten tot hun middel in het water staan. Het water komt van de Kilimanjaro, de hoogste berg van Afrika. Die berg zien we nog dagen liggen en vlakbij de grens overnachten we in een dorpje met de naam Oloitokitok.
Zodra we de grens over zijn en in Tanzania rijden wisselen we geld om en kunnen weer verder. Hier geen uitgestrekte savannes en steppen, maar veel groene bossen. We zien bananen- en kokosbomen en ook de grote baobab. Als we s nachts slapen krijgen we in bed bezoek van gekko’s, een slang en grote kakkerlakken. Het hotel lijkt wel een groot reptielenhuis.
We vervolgen onze weg en rijden elke dag zo’n 100-150 km. Langs de weg zit een oud vrouwtje met een hamer een rotsblok kapot te kappen voor wegbedekking en op een ingelaste rustdag (omdat Roel ziek is) gaan we vanaf een uitzichtpunt naar een waterval kijken. Op meerdere plaatsen waar we komen krijgen we verzoeken om met de plaatselijke mensen op de foto te gaan en overal worden we enthousiast toegezwaaid. Bij Kigombe zijn we bij de zee aangekomen, waar we de tentjes achter een hotel opzetten en later rijden we door het Saadani National park. Maar als we aan de poort van dat park staan mogen we er met de fietsen niet in: te gevaarlijk. Besluiteloos kijken we rond en zien een volle bus aankomen. Na wat overleg wordt een en ander aan de kant geschoven en kunnen wij met de fietsen mee. In het midden van het park stappen we uit waar we overstappen in een kleine truck met een laadbak waar we achterin mogen. We moeten ons goed vasthouden om er niet uit te kieperen en voor mijn gevoel is dit nog gevaarlijk dan door leeuwengebied fietsen.
Weer bij de rand van het park fietsen we door tot aan de kustlijn waar we nog op tijd gewaarschuwd worden voor ongure types die daar rondlopen. Op de laatste dag zoeken we de bestelde fietsdozen in Dar es Salaam en vertrekken van daaruit weer terug naar Nederland