November 2022

Jarenlang maakte Reuselnaar Harrie Coppens (74) fietsreizen over de hele wereld. Hij legde daarbij niet alleen vele kilometers af, maar verkende ook zijn grenzen. Door zijn avonturen te vertellen wilde hij graag anderen inspireren om dat ook te doen. Maar nu hij de gevreesde ziekte ALS onder de leden heeft, is terugkijken op die mooie reizen het enige wat hij nog kan doen. In een serie verhalen neemt hij de lezer mee terug naar zijn avonturen.

deel 18 Kirgizië (2014)


Kirgizië,waar ligt dàt?”
"Kirgizië is gelegen in het hart van Centraal Azië, het is grotendeels berggebied met een rijke en unieke flora en fauna. Kirgizië, ook wel Kyrgyzstan genoemd, ligt in de buurt van Afghanistan, Pakistan, en Turkmenistan. Het land grenst in het westen aan Oezbekistan, in het zuiden aan Tajikistan, in het noorden aan Kazachstan en in het oosten aan China. Het land heeft een grootte van 200.000 km² en is daarmee ongeveer vijf maal groter dan Nederland. Daarvan wordt 90% gedomineerd door de Tien Shan en Pamir Alai Bergen met pieken boven de 7000 meter. Het berglandschap wordt afgewisseld met halfwoestijnen, prachtige bergmeren, rijk bloeiende alpenweiden en unieke grashoogvlaktes. Het land telt ongeveer 5 miljoen inwoners waarvan het grootste gedeelte in de hoofdstad Bishkek woont. De economie van Kirgizië werd erg aangetast door het uiteenvallen van de Sovjetunie. De laatste jaren krabbelt de economie weer op uit een diep dal. Kirgizië heeft de laatste jaren een stabiele regering die inziet dat toerisme een kans is voor het land. Dit maakt het veilig om te reizen in dit onherbergzame land.
Vanaf Brussel vliegen we met z’n vieren in een Russisch vliegtuig van Aeroflot naar Moskou om na deze tussenlanding door te vliegen naar de hoofdstad van Kirgizië, Bishkek. Het busje van het hotel staat al klaar om onze fietsdozen te vervoeren naar Hotel Umai 30 kilometer verderop, waarna wij deze afstand met de fiets gaan overbruggen. Jim, die alles tot in detail heeft geregeld, kan er door familieomstandigheden helaas niet bij zijn. Erg jammer. Gerrit die al een week eerder was gegaan treffen we over enkele dagen op de route in Chaek. Als de andere acht deelnemers, waaronder twee vrouwen, via Amsterdam en Istanbul zijn gearriveerd, blijven we hier een dag om te acclimatiseren. Op deze rustdag rijden we in 45 minuten met een busje naar Ala-Artcha, een natuurpark met meer dan 800 plantsoorten, 170 zoogdiersoorten en vogels, maar ook een park met talloze gletsjers en besneeuwde bergtoppen tot 4.800 meter hoogte. Te voet gaan we het overweldigende landschap bekijken. ‘S middags brengen we een bezoek aan de Osh Market, de grootste bazaar van Centraal-Azië waar echt alles te koop is. Samen met Jan en Ton kopen we voor onszelf een kalpak, het traditionele hoofddeksel van Kirgizië gemaakt van vilt. Als we over de markt lopen met op het hoofd deze kalpak, krijgen we als westerlingen enorm veel bekijks en worden er zelfs foto’s van ons genomen.
Het is maandag 2 juni als we met een busje naar de startplaats Suusamyr worden vervoerd waardoor we de drukke en saaie weg van 152 km niet fietsend hoeven af te leggen. Als de fietstassen aan de fietsen zijn gehangen die in een ander busje zijn vervoerd, kan de tocht beginnen. 40% van Kirgizië ligt boven 3000 meter hoogte dus wordt het een fikse klimtocht. We fietsen vanaf Suuramyr door een mooi golvend gebied maar ook over een onverhard wasbord. De rode bergen met op de achtergrond de besneeuwde pieken zijn een prachtig gezicht. Als het op het eind van de middag begint te regenen, overwegen de anderen om in Aral wat te gaan eten en daarna de tent op te zetten. Jan en ik rijden 20 km verder naar Chaek, de plaats waar Gerrit verblijft en die gisteren via de telefoon had aangegeven om voor ons een plaatsje te reserveren. Plotsklaps zien we een man midden op de weg liggen. Hij heeft een wond aan zijn hoofd en zijn pet die er langs ligt zit onder het bloed. Het wordt zo meteen donker dus als we hem laten liggen kan hij makkelijk worden overreden door een auto. Omdat hij soms even reageert denken we dat hij dronken is. Als het niet lukt om een auto te laten stoppen slepen we hem naar de kant van de weg waar we hem, zittend op de grond, tegen een hek aan zetten. We krijgen van kinderen en daarna van een vrouw die komt aanlopen de bevestiging dat hij inderdaad dronken is. Ze kennen de man en gaan zijn familie inlichten. Wij kunnen weer door. Het is geen hotel zoals het bordje langs de weg aangeeft maar de overnachting is gewoon bij mensen thuis. De kinderen gaan op de bank in de kamer slapen en wij in het bed. Ook de natte kleren kunnen we drogen en er is een zelfs een douche beschikbaar. De volgende dag, een uur eerder dan afgesproken, staan de anderen al bij ons ‘hotel’. Omdat het gisteren bleef regenen mochten ze op de vloer van het restaurant slapen en hoefden de tentjes niet opgezet te worden. Met een luchtmatras en slaapzak is dat geen probleem. De route loopt langs de rivier door de prachtige Suusamyr vallei. Geleidelijk loopt de weg, met in het midden vervelend wasbord en aan de buitenkant los zand en grind, door een weidse vallei omhoog. Daarna volgt een pittig stuk van 1800- naar 2800 meter hoogte over een lengte van 40 kilometer. Bij de splitsing van de rivier in Kapa komen we bij een verlaten steenkolenmijn met veel barakken voor de mijnwerkers. Omdat we hier een stukje vlak weiland vinden gaan we er onze tenten neerzetten. Eerst nog wat stenen en drollen verwijderen. Het was de gehele dag prachtig weer met een mooie blauwe lucht totdat uiteindelijk de zon achter de bergen schuilgaat. Dan wordt het kouder en gaat de wind opzetten. Het is al nacht als de wind gaat liggen maar dan begint het te regenen. De regen gaat over in sneeuw. Omdat het de hele nacht blijft sneeuwen wordt mijn tentje door het gewicht van de sneeuw steeds kleiner. Om vijf uur, het is inmiddels al licht geworden, besluit ik maar eens poolshoogte te gaan nemen. Voordat ik de tent open rits eerst maar wat sneeuw van de tent kloppen voordat ik dit in mijn nek krijg. Er is meer dan 6 cm sneeuw gevallen waardoor mijn fiets, die op de grond ligt, nauwelijks nog te zien is.
Nadat ik de tent sneeuwvrij heb gemaakt en deze opnieuw heb aangespannen, kruip ik weer terug in mijn slaapzak. Gisteravond foto’s gemaakt van de tentjes in de zon en vanmorgen weer vanaf hetzelfde standpunt, maar dan in de sneeuw. De zon staat al vroeg aan de heldere hemel waardoor de sneeuw letterlijk als ‘sneeuw voor de zon’ verdwijnt. Na het ontbijt en inpakken van de tent is de sneeuw al bijna geheel verdwenen, alleen op de bergen is het nog blijven liggen. Juist als we willen opstappen komt daar Willem aangefietst. Omdat hij gisteren moeite had met de steile hellingen, had hij al wat eerder zijn tentje opgezet. Hij kan nu gelijk met ons meefietsen. We verlaten de locatie van de kolenmijnen en beginnen aan de zware klim over de Kara-Keche pas (3.364m.) Het pad is met de nattigheid van gesmolten sneeuw een enorme modderpoel geworden en voelt daardoor erg papperig aan waardoor het fietsen erg zwaar wordt. Maar de pas is gelukkig open zodat we niet de alternatieve route hoeven te volgen. Na een half uur klimmen over een lengte van 2,5 km (!) stoppen we even om van het uitzicht te genieten en wachten we op de anderen. Als ik weer wil gaan fietsen is mijn achterwiel volledig geblokkeerd door de modder die zich heeft opgehoopt tussen het achterspatbord en de band. Een tijdlang ben ik aan het peuteren om de prut los te krijgen maar alles zit muurvast. Zo kom ik hier nooit weg. Dan maar het achterwiel eruit en het spatbord er af. Willem die juist komt aanlopen, omdat het fietsen op deze helling hem toch te zwaar valt, helpt mij nog even om het spatbord te demonteren. Als na uren sleutelen het wiel weer op zijn plaats zit en ook de band is opgepompt, kan ik weer verder fietsen. De anderen zijn doorgereden en hebben geen idee van mijn problemen, dus wordt het voor mij de gehele dag alleen fietsen. Het is een overweldigend landschap waar echt niemand is te zien. Na uren trekken aan het stuur en balanceren om gaten en keien te ontwijken bereik ik de top waarop nog een pak sneeuw ligt. Fietsen lukt hier niet omdat je te diep wegzakt in modder en sneeuw. Als ik toch een stukje ga fietsen gebeurt het onvermijdelijke. Ik val zijdelings in de 20cm dikke sneeuw en heb zeer veel moeite om liggend los te komen uit het klikpedaal. Hulp is er niet dus zal ik het alleen moeten doen. Na de sneeuw begint de bijna 30 km lange onverharde afdaling naar het Song- Kul meer.
Song-Kul is een van de mooiste plekken van Kirgizië. Het ligt op een hoogte van 3000 meter in een brede, groene vallei en is 6-8 maanden per jaar bevroren en onbewoond. De natuur is ongerept, alleen ’s zomers bevolkt door Kirgizische herders met hun kudden en hun yurts, de lucht is puur en de heldere sterrenhemel ’s nachts indrukwekkend. Er grazen veel kuddes paarden, schapen en geiten. Het meer is gelegen in een groene kom, en is turkoois van kleur. Op de bergen ligt het hele jaar sneeuw en ook aan de overkant van het meer staan besneeuwde bergpieken.
Een Yurt
Zo vroeg in juni, als de sneeuw langzaam smelt, gaan de eerste Kirgiezen naar boven vanuit de lager gelegen dorpen. Ze wonen hier in yurts, de tenten van de nomaden. Ze hoeden hun vee met paarden. Zelfs kinderen kunnen uitstekend paard rijden. Even voor het Song-Kul meer zie ik de anderen al. Als we een eind verderop een yurt zien spreek ik met Jan af dat we bij de Nomaden gaan informeren om daar in een yurt te overnachten omdat het op deze hoogte een koude nacht zal gaan worden. Het slapen is geen probleem en voor het eten gaat men zorgen. We hebben de gehele yurt met dikke viltkleden als matras ter beschikking. Het gezin met drie kleine kinderen gaat slapen in de kooktent waar ook wordt gegeten en die langs de yurt staat. Voor we gaan eten worden er kussens op de grond gelegd om plaats te nemen aan de lage tafel . Na het eten komt het gesprek op gang. Omdat men hier enkel Kirgizisch en Russisch spreekt gaat de communicatie met een vertaalboekje. Dit duurt wel iets langer maar uiteindelijk weten we precies wat ze bedoelen.
Met het Russisch alfabet kunnen ook zij de juiste woorden opzoeken. De landkaart van Kirgizië vinden ze buitengewoon interessant. Bij het schatten van de leeftijd van de vrouw ben ik achteraf blij dat ik haar toch iets lager heb ingeschat als ze werkelijk is. Al met al een zeer gezellige avond en een prachtige manier om iets te leren van deze herders. Als ik naar het toilet vraag: “Где находится Туалет?” wijst de vrouw naar twee stokken die 100 meter verderop in het weiland staan. Ik loop er heen en zie een gat met twee planken waarop ik hurkend mijn behoefte kan doen, zo in het open veld! Ik kan je verzekeren, hier ben je snel klaar in een sneeuwstorm, iets wat mij de volgende dag overkomt. Door het geluid dat de vrouw in de ochtend maakt met het karnen van melk in de karnton, die bij ons in de yurt staat, ben ik al vroeg wakker. Karnen is het proces waarbij verzuurde room in beweging wordt gebracht waardoor de vetmembraantjes in de room breken. De vetdeeltjes klonteren samen en scheiden zich af van de karnemelk. Uit het vet wordt boter bereid. Precies zoals ze dat vroeger bij ons deden door de room urenlang te stampen in een stootkarn. De melk komt van de (merrie) paarden en daar worden veel zuivelproducten van gemaakt. De schaaltjes zelfgemaakte pap die we bij het ontbijt krijgen is dan ook uitstekend en smaakt naar vanille. Bij het inpakken van de fietstassen begint het te sneeuwen. Als daar ook nog een harde wind bijkomt stellen we het fietsen even uit. De inhoud van de bidon die ik gisteren op de fiets had laten zitten is nu één blok ijs geworden. Niemand heeft zin om nu met dit weer te gaan fietsen. Wij wachten het weer wel even af in onze, door de kachel verwarmde, yurt. De anderen hebben buiten in de tent vijf graden vorst overleefd, maar als de dames Yvette, Lucie en ook Edwin bij ons komen warmen, zit Yvette na een half uur nog te steeds te bibberen vanwege onderkoelingsverschijnselen. Na enige tijd is er toch wel een stevig pak sneeuw gevallen maar dat is daarna door de zon ook zo weer verdwenen. Na het afscheid en een gezinsfoto van de Nomaden verlaten we het meer en klimmen naar de top van de Moldoo Ashuu Pas (3243m). Daarna dalen we in 35km naar Jangy Talap op 1630 meter. Op het wegdek met wasbord is het voorzichtig afdalen om niet uit de haarspeldbochten te denderen maar ook om alles heel te houden. Door het uitwijken van een wandelaar die oversteekt gaat Lucie onderuit. Gelukkig zonder verwondingen. Als ze even later stopt omdat ze iets hoort schaven blijkt dat er een bevestigingschroefje van de bagagedrager is los gekomen en aan de andere kant is het schroefje zelfs verdwenen. Gelukkig is het probleem met een ander schroefje snel opgelost. We stoppen bij een yurtenkamp om te overnachten en besluiten om met z’n allen in één yurt te gaan slapen. Het is even schikken met de ruimte, maar het kan. Als na de warme maaltijd de wodka boven tafel komt, kan de avond niet meer stuk. Na een rustige nacht en een goed ontbijt klimmen we weer op de fiets. Eerst helpen we elkaar om via een smalle plank droog over het riviertje te komen en we zijn weer op weg. We komen enkele vrachtwagens tegen die yurts naar de uitgestrekte weiden in het hooggebergte brengen om daar in de zomer dienst te doen als onderkomen voor de Nomaden. De Nomaden zelf volgen even later op paarden om de kuddes schapen, geiten en paarden naar het zomerverblijf op hoogte te begeleiden. Ze hebben van alles bij zich om het daar een half jaartje vol te houden. Even verder begint eindelijk het asfalt wat een verademing is na vele dagen ‘off road’ fietsen. Terwijl we de schakelproblemen van de fiets van Yvette proberen op te lossen komt er een uniform met een enorme pet aangewandeld om te vragen of we langs de weg willen gaan staan en dat, terwijl er in geen velden of wegen verkeer is. Als het probleem een stukje verder nog niet helemaal is opgelost komt hij wéér aangelopen. Tja… een uniform moet wel enig aanzien hebben! Als de meesten het voor vandaag wel gehad hebben en de inspanning voor enkelen genoeg is geweest wordt er in Kuanak gestopt om te gaan wildkamperen. Jan en ik fietsen liever 45 kilometer verder naar Narin omdat we daar dan een volledige rustdag kunnen nemen. We logeren in een oud Russisch hotel dat er van buiten niet uit ziet maar de kamers zijn netjes, ruim en schoon. De fietskleren gaan we hier wassen en zelf kunnen we na vier dagen ook weer eens een douche nemen. De volgende dag komen ook de anderen hier aan. Met z’n allen gaan we naar de zaterdagmarkt waar wij inmiddels de weg weten omdat we er gisteren ook al waren. Abrikozen, pruimen en dadels nemen we mee voor onderweg op de fiets. Hier ontmoeten we ook een stel uit Indonesië, die al sinds 2009 met de fiets op wereldreis is! (Ik geloof nooit dat ze dat thuis zouden goedvinden, vijf jaar op wereldreis!) ’S avonds gaan we met zijn allen onder aanvoering van de dames naar de disco. De meesten vinden het allang goed maar willen niet onderdoen voor de dames. Na een slok wodka gaan alsnog alle beentjes van de (disco) vloer. Het is zondagmorgen weer vroeg dag als we Narin verlaten. Even buiten het dorp is de weg onverhard en door de hevige regenval van gisteravond, behoorlijk modderig. We klimmen over de jeeptrack waarbij de route, de Kichi-Narin rivier volgt. Het is een geweldig
Lange beklimmingen
mooi landschap als we door de Eki-Narin Gorge fietsen. Soms stoppen we even om van bovenaf naar de rivier te kijken, die ver onder ons in de diepte door het landschap meandert. Met regelmaat beklimmen we een zeer steile helling waar je zelfs op de kleinste versnelling alert moet zijn om de boel overeind te houden. Het is op lage snelheid moeilijk sturen om keien en gaten te ontwijken. Aan de overzijde zien we de besneeuwde bergen die overgaan in een gletsjer en later als waterval eindigt in de rivier. Regelmatig gaat hier de regenkleding aan als er weer eens een regenbui komt overwaaien maar meestal schijnt even daarna weer de zon. Het is steeds weer: “jasje aan, jasje uit.” Soms komen we in de verlaten bergen bij een slagboom een uniform tegen die graag met ons op de foto wil. Dat slaan we natuurlijk niet af. Omdat we niet in het natte gras willen gaan zitten om wat te eten fietsen we door naar een yurt om daar ons eten te nuttigen. We worden uitgenodigd om in de kookruimte, tevens keuken, plaats te nemen op kussens die op de grond bij het tafeltje liggen. Wel moeten de schoenen zoals gebruikelijk, achterblijven bij de ingang. Er wordt brood, zelfgemaakte kaas en thee op tafel gezet. Het is dan niet netjes om je eigen eten te gebruiken. Na wat foto’s van moeder en zoon gemaakt te hebben bij het afscheid, duw ik de vrouw ongeziens wat geld voor de onkosten in haar hand. Als je zou vragen wat we moeten betalen zou ze dat als een belediging kunnen opvatten en het antwoord daarop zou zijn dat het niets kost. We vervolgen de route en als we in de verte een boerderijtje zien gaan Jan en ik vragen om te overnachten. Wij slapen liever bij de plaatselijke bevolking omdat het ontzettend leuk is om ‘met handen en voeten’ de culturen uit te wisselen. Overnachten gaat bij deze gastvrije en vriendelijke mensen altijd goed omdat het voor veeboeren een aangename verassing is als er iemand langs komt en dan ook nog op de fiets. Ze vragen er gewoonlijk niets voor maar we betalen ze natuurlijk wel. Enkele euro’s is voor hun al een behoorlijk bedrag. De andere negen fietsers zetten de tent een stukje verder op in het weiland van de boer. We slapen in een grote kamer waarvan de vloer bestaat uit talloze tapijten. Als het begint te regenen en er een storm over de tentjes trekt bevinden wij ons heerlijk binnen, beschermd achter een halve meter dikke muur, zittend op de grond aan tafel. Er wordt een autoaccu op de vensterbank gezet en de draadjes van het autolampje dat boven de tafel hangt worden hierop aangesloten. En zie… de ruimte wordt gevuld met licht. Eenvoudig en doeltreffend. Na het eten komt de taalgids: ‘ Wat en Hoe in het Russisch’, wederom goed van pas. De vragen: leeftijd, getrouwd, kinderen, hoeveel, jongens of meisjes, kleinkinderen, we zoeken het allemaal op. Als de tentjes zijn opgezet komen er ook enkele andere fietsers van onze groep binnen. Ondanks dat ze al hebben gegeten wordt er toch een bord pasta voorgeschoteld, en weigeren mag nu eenmaal niet. Ons bed bestaat uit een stapeltje tapijten met daarop dekens gevuld met schapenwol, waardoor we best zacht liggen. Wanneer we de volgende dag na het ontbijt weer aanstalten maken om te vertrekken vraagt de oudste zoon of hij een stukje op mijn fiets mag rijden. Omdat hij dat gisteren ook al had gedaan vertrouw ik hem dat wel toe. Gisteren had ik van hem een foto gemaakt toen hij zijn paard liet steigeren, dus daar kan hij ook goed mee overweg. Na een foto met de gehele familie gaan we op weg. We hadden al besloten om de zware onverharde Tosor Ashuu bergpas (3893m) niet te doen maar Jan en ik hadden hierover nog onze twijfels om het misschien wel te doen. Maar toen de boer vanmorgen zei dat de pas vanwege de hoge sneeuw was afgesloten was het voor ons duidelijk, dat gaat niet lukken. Dus verlaten we een stuk verder de route om te beginnen aan de lange en zware beklimming van de Jalpakbel Ashuu. (3300m) Het blijkt de zwaarste en moeilijkste beklimming tot nu toe te zijn. Door het zeer slechte onverharde wegdek wordt de snelheid gereduceerd tot wandeltempo. Het is mooi om te zien hoe de marmotten op de uitkijk staan. Ze staan op de achterpoten op wacht en zodra ze je zien fluiten ze om elkaar te waarschuwen en rennen dan naar hun hol. Omdat mijn fiets steeds meer begint te kraken bij zware inspanning, schakel ik steeds weer naar een kleiner verzet. We wachten op de top tot iedereen boven is en trekken dan wat extra kleding aan voor de afdaling. Hier in het hooggebergte lopen grote kuddes yaks die goed tegen extreme kou kunnen. Wij daarentegen hebben het nu al ontzettend kou. Ik voel zelfs de vrieskou in het gezicht maar ook in mijn longen. Vlug naar beneden dan maar. Op de voorgrond zien we de lucht betrekken en een donkere lucht komt opzetten. Dat voorspelt niet veel goeds. We spreken af zodra we een boerderij zien, te vragen of we binnen kunnen slapen. Na wat aarzeling van de bewoners, dit zijn ze duidelijk niet gewend, lukt het ons om met 6 mannen en 2 vrouwen binnen te slapen. Het wordt weer even schikken met de kleine ruimte maar het moet maar. De andere drie, Gjalt, Jaap en Erwin zijn echte kampeerders. Ondanks dat de regen na verloop van tijd verandert in sneeuw, volharden zij toch om in hun tentje te slapen. Als de dames besluiten om zich achter een grote handdoek te gaan wassen, de een houdt de handdoek omhoog voor de ander, wordt het nog hilarisch. Omdat wij, liggend op het matras, geen zicht hebben op hetgeen zich achter de handdoek plaats vind, vraagt iemand of de dame in kwestie niet moe wordt om de handdoek steeds omhoog te moeten houden en wil dit wel even overnemen! Lucie en Yvette vinden dat toch geen goed idee. Ze houden de regie, letterlijk en figuurlijk, in eigen hand. Het sneeuwt de hele avond maar als de fles wodka rond gaat wordt het zo gezellig dat Jaap, die toch echt zijn tentje buiten heeft opgezet, niet meer naar buiten te krijgen is. Als hij een glaasje wodka moet doorgeven is er steeds de helft uit voordat hij dit weer verder doorgeeft. Zodra hij is opgestapt kunnen wij eindelijk gaan slapen. Er ligt ’s morgens een flink laagje sneeuw maar voordat de tentjes zijn opgebroken is dit door de opkomende zon alweer bijna geheel verdwenen. Na een groepsfoto gaan we weer op weg. Gaandeweg gaat mijn fiets steeds meer kraken. Volgens mij zit er in de Rohloff naaf iets los, maar het bijstellen van de kabels heeft geen enkel effect. Bij elke 3e omwenteling van de pedalen blokkeert er iets. Met 5 á 7 km per uur schiet dit niet op. Als de anderen wachten zeg ik dat ze maar moeten doorrijden. Na lange tijd komt er eindelijk een 4WD auto langs waarin ik kan meerijden. Jan die bij mij was gebleven kan nu weer doorrijden om de anderen in te halen. Wederom komt het Russisch woordenboekje van pas als blijkt dat de chauffeur en zijn passagier, een militair, geen van beiden Engels spreekt. De militair is op weg naar huis in Bishkek en heeft zijn geweer op de achterbank liggen.
Met deze uiterst vriendelijke militair kom ik de tijd in de auto wel door. Als we elkaar niet begrijpen belt hij steeds naar een vriend die Engels spreekt en die ik dan vervolgens aan de telefoon krijg. Regelmatig wordt de auto aan de kant gezet voor een ‘wodka’ pauze. Na aanvankelijke weigering moet ik ook meedoen. Het wordt steeds gezelliger! We rijden naar Balikchi 170 km verder. Dit is tevens de plaats waar a.s. vrijdag de busjes van het hotel ons komen ophalen voor vervoer terug naar Bishkek. Ik ben dus drie dagen te vroeg! We naderen Balikchi als Edic, zo heet de militair, vraagt of ik met een taxi wil meerijden naar Bishkek waar ons hotel is. Voor 2000 som kan ik mee. De wielen gaan uit de fiets en weldra zijn we op weg naar Bishkek, een kleine 200 km verder. Gelukkig heb ik een kaartje van het hotel meegenomen anders was dit in deze grote stad echt niet te vinden. Om hier de tijd door te komen totdat de anderen er vrijdag zijn ga ik de volgende dag naar de bazaar wat steeds mijn interesse heeft. Met de taxi erheen en, omdat ik de route met GPS had opgenomen, kan ik in 50 minuten weer terug wandelen. Donderdagmiddag komen er nieuwe gasten. Het blijken Belgen te zijn. Een stel komt uit Antwerpen en het andere stel uit Mol niet ver van mijn woonplaats. De andere vrouw komt uit Leeuwarden en is ook lid van De Wereldfietser. Ze hadden bij Eco Tours een fietsreis door Kirgizië geboekt van 3 weken met volgwagen, chauffeur en gids waarbij veelal in Yurts kampen werd geslapen. Vandaag loopt de temperatuur hier in Bishkek zelfs op naar 39 graden. Dat is een wel een verschil met een paar dagen geleden toen het ’s nachts op hoogte slechts - 5 graden was. Wanneer ik zaterdag, als de anderen inmiddels zijn gearriveerd, voor de vierde dag over de bazaar loop wordt ik met Jan en Ton aangehouden door de geheime politie. Omdat er hier bijna geen toeristen zijn, val je als buitenlander meteen op. Na controle van paspoort en kijken of je geen vals geld bij je hebt mogen we weer door. Als de fietsen weer netjes in de doos zijn ingepakt worden we op zondag weer naar de luchthaven gebracht.

Het was in velerlei opzichten een geweldige en avontuurlijke fietsvakantie in een schitterend land met bijzondere en vooral gastvrije mensen.
Eenmaal thuis nog eens goed naar de fietsproblemen gekeken en wat blijkt, van de getande riem ontbreken 5 tandjes. Ook is de riem versleten, wat vooral bleek toen ik er een nieuwe riem naast hield. Eigenlijk is dat achteraf gezien niet zo vreemd met 14.000 kilometer op de teller waarvan een aantal zeer extreme, o.a. door de Himalaya, Kreta, Colombia en nu Kirgizië. Als ik dat had geweten had ik in Kirgizië de riem wel vervangen, ik had er immers eentje bij me. Maar dat is altijd achteraf natuurlijk. Wel een les voor de volgende keer."