Terugblik op 2021:
Nachtmerrie onder het ijs

December 2021


Onlangs bereikte ons het droevige bericht dat Elfstedenfenomeen Reinier Paping overleden is. Aan het einde van het jaar doet dat weer denken aan alle mooie momenten op het ijs, dingen waar we onze kinderen en kleinkinderen later nog over kunnen vertellen: vroeger werd er wel eens een Elfstedentocht georganiseerd. De kleintjes zullen je dan aankijken en zich afvragen in welke eeuw dat wel niet was: nou nog maar de vorige eeuw en ik kan er nog over meepraten.
Nu het jaar op een einde loopt kunnen we er makkelijk op terugblikken, maar makkelijk was het niet altijd!
Ik schrijf dan wel wekelijks voor deze Hilverbode, maar afgelopen februari stond dat toch even op losse schroeven en hing dat aan een zijden draadje, want net op dat ijs had ik een bijna-dood ervaring. Nu we weer warm bij de kachel zitten kan ik er met een gerust hart op terugblikken.
Wie onderstaand verhaal leest moet zich eerst even afvragen of je de film ' De hel van 63' gezien hebt? Inderdaad de film over de tocht waar Reinier Paping won. In het begin van die film komt er een schaatser onder het ijs en zijn vriendin ziet dat gebeuren. Ze kan niets doen en ziet haar vriend voor haar ogen onder het ijs bezwijken. Ik zelf had nooit last van deze scene, maar mijn ega des te meer, daarom komt er steevast bij elke natuurijservaring de boodschap: ' kijk je wel goed uit?'  
De weersvooruitzichten begin februari van dit jaar waren fenomenaal en de foto’s en filmpjes die ik van vrienden kreeg maakte het verlangen in mij nog sterker dan het al was. Wij schaatsten al op jonge leeftijd op natuurijs in de wei van de boerderij en vanaf je tiende mocht je al zelf op de fiets naar de Flaes, daar ging een nieuwe wereld open. Nu rijd ik al zo’n dertig jaar naar de IJsclub in Eindhoven en in 1997 reed ik nog als ‘toeschouwer’ de Elfstedentocht. Die route reden we ook nog in 2012 op eigen wijze met een groep vrienden. Daar tussendoor wat kleine marathonwedstrijden en de alternatieve Elfstedentocht in Zweden (2013) met een verdienstelijke derde plaats op de 200 km.
Als er dan in februari na acht jaar weer een ijsvloertje ligt tja, dan gaat het los.
Hier in de directe omgeving was er weinig goed ijs, daarom keek ik naar plekken waar dat beter was (of zou kunnen zijn).
Zo reed ik op een vroege zondagochtend in februari naar Alblasserdam, drie kilometer van de molens van Kinderdijk af. Zodra het ook maar een beetje licht begon te worden (rond 8.00 u) ging ik al het ijs op: fantastisch en adembenemend mooi. Na een half uur zag ik de zon opgaan en opnieuw: schitterend! Daarna tegen de wind in verder. Ik zag enkele mensen stilstaan, er lag een vrouw gewond op het ijs en ze werd verzorgd door vier anderen. Ik lette er steeds op in de buurt van andere schaatsers te blijven en wist dat de ijsprikkers grijpklaar om mijn hals hingen. Dan kom ik bij een plek waar de tien meter brede vaart iets naar links buigt. Ik zoek naar sporen van schaatsers, aan welke zijde ze gereden hebben, maar zie niet direct iets. Ik rijd op dat moment in de richting van Groot Ammers, waar ik via Bleskensgraaf en Oud Alblas een ronde van zo' n 70 kilometer hoop te kunnen maken. Ik minder vaart en zie vanaf de andere kant ook een man naderen, aan dezelfde zijde als ik me bevind.
Het ijs is er diepzwart, waar dat op andere plekken veelal een sneeuwkleur heeft.
Dan ineens, zonder gekraak of welke waarschuwing dan ook, zak ik naar beneden en ik ga meteen kopje onder. In een reflex begin ik met watertrappelen. Ik had me altijd al afgevraagd of je dat met schaatsen kunt: ja dus. Terwijl ik al watertrappelend mijn hoofd boven water probeer te houden, probeer ik ook de ijsrand vast te grijpen. Het is glad, het glipt telkens uit mijn handen, maar het brokkelt gelukkig niet af. Ik probeer daarna met mijn bovenlichaam zover mogelijk op het ijs te gaan hangen en even balanceer ik tussen het lukt of het lukt niet. Ik besef ineens dat ik ook mijn ijsprikkers nog om mijn hals heb, maar ik heb geen hand vrij om die nu te kunnen pakken. Maar gelukkig is dit niet nodig want ik kan steeds verder het ijs op schuifelen. Zodra ik weer op het ijs lig, ga ik voorzichtig overeind staan en schaats voorzichtig terug in de richting waarvan ik kwam en waar een groepje van vijf mannen als bevroren staat te kijken. Niemand heeft nog een hand uitgestoken, maar ik zie de schrik in hun ogen. Ze vragen hoe het met me gaat. Ik doe mijn helm af en giet het water eruit. Ook de handschoenen gaan uit, aan elke kant giet ik een liter koud water weg. Ik berg de handschoenen op in mijn rugzakje en besef dat mijn telefoon en autosleutels ook nat moeten zijn. ‘Hoever moet je?’ vraagt er een. Ik kijk op mijn horloge waar ik de route opneem: 18 kilometer terug naar de auto. De mannen kijken me hulpeloos aan, niet wetend wat ze voor mij kunnen betekenen. Maar ik wil zo snel mogelijk terug naar mijn auto, wat ik hen in enkele woorden uitleg. Met een groet vertrek ik, hen alle vijf verbijsterd achterlatend. Gelukkig heb ik op de weg terug de wind in de rug.
Het gaat vlot, maar met -5 graden krijg ik vooral koude handen. Ik probeer ze in de mouw van mijn jasje te wurmen, maar voel dat dit al snel aan het bevriezen is. De kou op mijn lichaam en in mijn schaatsschoenen valt mee, kou aan de handen blijft lastig. Ik weet uit ervaring dat ik flink in beweging moet blijven want zolang je beweegt produceer je warmte!
Vlakbij Kinderdijk moet ik een weg oversteken om op een andere vaart te komen. Ik merk meteen dat de beugel waar ik de schaatsen mee los moet maken bevroren is, daarom besluit ik met schaatsen aan mijn voeten over de stenen te lopen. Even later komt mijn auto in zicht.
Daar aangekomen probeer ik de sleutel uit mijn zak te halen, maar de zak van mijn jasje zit als één klomp ijs vastgevroren en mijn handen zijn te koud om dat los te trekken. Uiteindelijk lukt het toch en kan ik de auto openen. Hier dient zich het volgende probleem aan, hoe krijg ik de schaatsen uit. Er zit een ritsje aan mijn schaatsschoen, maar dat is ook bevroren. Met veel moeite wurm ik me met schaatsen aan achter het stuur en laat de motor lopen, om zo enige warmte te krijgen. Na een half uurtje lukt het mij om de schaatsen een voor een uit te krijgen en god zij dank heb ik droge sokken en een droge trainingsbroek bij. Ook een handdoek om me af te drogen. Gelukkig zijn dan de ramen al beslagen, het zal vast een vreemd gezicht geweest zijn, een blote man in een auto naast een ijsbaan met veel kinderen en de ramen helemaal beslagen.
Uiteindelijk kom ik veilig thuis om daar weer op adem te komen.
Of zo' n avontuur er nog ooit in zit is nog maar de vraag. De laatste Elfstedentocht ligt al 25 jaar achter ons en met de opwarming van de aarde lijkt dit voorgoed verleden tijd. Laten we daarom onze herinneringen maar koesteren, zodat we warm bij de kachel nog verhalen zoals bovenstaande kunnen vertellen.