Twee oorlogsjaren incognito in Reusel
Onderduiker Joost Oppenheim in Hooge Mierde

Februari 2020


Het verhaal van Anne Frank die haar oorlogservaringen in haar dagboek beschreef, is wereldwijd bekend. Iets minder bekend, maar zeker niet minder indrukwekkend, is de escape van de broers Joost en Freddie Oppenheim. Ze zaten niet in een achterhuis, maar leefden wel twee jaar lang (van 1942-1944)  incognito in een gezin in Reusel. Met de Jodenster onder het matras verstopt, leefden ze soms tussen en naast de Duitsers. Op de laatste dag van de bezetting ging het nog bijna mis, toen de 6-jarige Freddie erg vriendelijk werd aangesproken door een Duitse officier. Maar ook toen wist hij zijn kaken op elkaar te houden, zo jong als hij was.
Grijze haren en een kort grijs baardje, de bril op het puntje van zijn neus. Joost Oppenheim is 86 jaar en is voor één dag in Nederland, om er te vertellen over zijn ervaringen als onderduiker. In De Bijenkorf in Hooge Mierde zit een aandachtig luisterend gezelschap, waar de luisteraars aan zijn lippen hangen. Onder hen twee zussen uit het gezin Heuvelmans, de kinderen die twee jaar lang gezinsleden waren van Joost en zijn broer.
“Ja, het was spannend, vaak meer dan spannend,” zegt hij met een blik die 75 jaar terug in de tijd gaat. “Mijn ouders waren in 1933 al uit Duitsland gevlucht, zo kwamen we in Eindhoven terecht. In december 1942 maakte vader plannen om onder te duiken, maar het was daar niet veilig voor mij en mijn broer. Op goed geluk gaf hij ons mee aan een man die toevallig langs hem in het ziekenhuis lag: Jack Heuvelmans.
Die was geraakt door het verhaal van de Joodse Oppenheim en toen tijdens hun ziekenhuisopname ook nog dat ziekenhuis gebombardeerd werd, was de maat vol. “Ik neem ze mee naar Reusel dan kunnen ze bij ons onderduiken”, zei hij.
Maar thuis was zijn vrouw Willemien niet meteen blij, niet in de laatste plaats omdat de pastoor het afraadde. “We moeten dan wel andere namen voor hen bedenken”, stelde ze voor. Zo werden de gebroeders Oppenheim voor twee jaar Jan en Kees Blijdorp.
“Mijn vader en al zijn broers vochten voor Duitsland in de Eerste Wereld Oorlog, hoe wrang is het dan dat vier van de vijf broers in de Tweede Wereldoorlog vergast werden”, vertelt Joost. Als hij terug gaat naar die tijd, klinkt zijn stem opvallend helder en rustig. Zijn verhaal gaat wel in het Engels want ondanks dat hij tot zijn 12de jaar in Nederland woonde, is hij die taal niet meer machtig.
“In de eerste oorlogsjaren speelden we in Eindhoven nog met de Duitse soldaten, maar in 1942 werd de repressie tegen ons als Joden steeds meer voelbaar. Mijn ouders maakten plannen om onder te duiken, maar met twee kinderen was dat moeilijk. Zo kwamen we in Reusel terecht, waar we opnieuw met Duitsers speelden. Zij zaten op meerdere momenten op dezelfde zolder als wij.”
Joost en Freddie, ofwel Jan en Kees Blijdorp, verbleven in Reusel in de bakkerij bij de familie Heuvelmans. “We zaten met het gezin aan tafel, gingen met hun kinderen mee naar school en werden in dezelfde teil gewassen,” blikt hij terug. “Ontelbare keren moesten we uitleggen wie we waren en waar we vandaan kwamen. Moet je bedenken, vier en zes jaar oud en dan steeds consequent hetzelfde verhaal vertellen. Eén keer een verkeerd woord en het kon ons einde betekenen. We werden meer dan goed behandeld door de familie Heuvelmans, dat sleepte ons er doorheen.
Maar wat waren we blij toen we na de bevrijding moeder weer terug zagen, die gevlucht was uit Theresienstadt. Zij nam ons al snel mee naar de VS, waar we uiteindelijk een mooi leven konden leiden. Met dank aan de mensen die ons hielpen onderduiken!
Aan het einde van slag om Reusel, moesten ze nog naar Hooge Mierde vluchten, waar in een café hen de kogels nog om de oren vlogen. Precies 75 jaar later is hij opnieuw in een café in Hooge Mierde, om er zijn verhaal te vertellen. Het is het verhaal dat hij ook al in 1946 in boekvorm opschreef (Good luck and bad luck, dat in meerde talen werd vertaald, waaronder in het Chinees). “John Meulenbroeks is mij dierbaar geworden door het contact dat we samen hadden over mijn ervaringen, maar ook met de familie Heuvelmans bleef ik warme contacten onderhouden,” zegt hij.
Jack en Willemien Heuvelmans kregen beiden de onderscheiding Yad Vashem vanwege hun inzet om de broertjes te redden. De slogan ‘Wie één leven redt, red de hele mensheid’ is zeker op hen van toepassing.
Een dag na zijn toespraak vloog hij weer naar de VS. Het kankeronderzoek rond immunotherapie waar hij op zijn 86ste (!) nog dagelijks aan werkt,  wacht niet en elke dag is er één!
De lezing van Joost Oppenheim is terug te zien op kempentv.nl en het verhaal van de broers is ook uitgebreid verbeeld in museum De Bewogen Jaren 1939-1950 in Hooge Mierde. In het gemeentehuis in Reusel staat in de tentoonstellingsruimte van de Heemkunde een maquette van de bedden in het ziekenhuis en het witte pand aan de Turnhoutseweg waar nu een chinees restaurant gevestigd is.